Vlaams schrijver (Deinze 12 Sept. 1823 - Schaarbeek 4 Oct. 1887), debuteerde als romancier in Conscience’s trant, maar luchtiger en filosoferend. Belangrijker zijn zijn met driejaarlijkse prijzen bekroonde en destijds ook in Noord-Nederland gewaardeerde toneelstukken Philipine van Vlaanderen (1875) en Elisa (1877).
Het eerstgenoemde was een opwekking tot het nationaal gevoel; A. Rodenbach leverde er een bewerking voor studenten van. Delcroix schreef ook Het Nederduitsch Tooneel in België (1864) en een Coup d’ail sur la situation actuelle de la littérature flamande (1866). Hij behoorde tot de eerste leden van de zgn. de Potter-Academie, gesticht in 1886.Als literator-ambtenaar, verbonden aan Binnenlandse Zaken (V. D. Peereboom), speelde hij een rol bij het inrichten van de Maerlant-feesten te Damme, de Leescomité’s voor toneelwerk en cantaten-prijskampen ter aanmoediging van de nationale muziek (Hiel-Benoit). Een poging tot stichting van een VI.
Opera te Brussel (1869) mislukte. Hij bevorderde de spellingseenheid tussen N. en Z.