is de naam van een Russisch, in de adelstand verheven geslacht van grootindustriëlen. De grondlegger van de rijkdom van het geslacht was:
Nikita Demidowitsj
(1656-1725), van eenvoudige afkomst, wiens wapenfabriekje te Toela de aandacht trok van Peter de Grote, die bij hem bestellingen deed en hem bij een oorkonde van 1702 staatsijzerwerken aan het riviertje de Newja in de Oeral (gouvernement Perm) schonk. In dit stuk heet Nikita Demidow, wat de naam van het geslacht blijft. Onder Demidow’s leiding namen de ijzer- en wapenfabricage in de Oeral een grote vlucht. Hij was ook een van Peters voornaamste helpers bij de bouw van St Petersburg en werd in 1720 in de adelstand verheven. Zijn zoon:
Akinfij Nikititsj
(1678-1745) zette het werk van zijn vader voort, stichtte er een aantal fabrieken bij en begon met de exploitatie van zilver- en kopermijnen in het Altaïgebergte in Siberië. De latere leden van het geslacht hebben hun rijkdommen dikwijls voor openbare, wetenschappelijke of liefdadige doeleinden besteed; bijv. de kleinzoon van Akinfij:
Pawel Grigorjewitsj
(1738-Moskou 1821), die natuurwetenschappen studeerde te Göttingen en Freiburg, lid van de mijnenraad was onder Catharina II, correspondeerde met Linnaeus en Buffon en zijn grote natuurwetenschappelijke collectie aan de universiteit van Moskou schonk; verder een andere kleinzoon:
Nikolaj Nikititsj
graaf D. (St Petersburg 1773-1828), die in de oorlog van 1812 de kosten van een heel regiment aan de staat schonk en vier bruggen te St Petersburg liet aanleggen. Hij werd gezant te Florence en verzamelde schilderijen. Zijn zoon:
Anatolij Nikolajewitsj
prins D. (Moskou 1812 - Parijs 16 Apr. 1870), leefde meest in Europa, stichtte niettemin een kinderziekenhuis te St Petersburg. Hij kreeg van de groothertog van Toscane de titel van vorst van Donato, huwde 1841 met Mathilde, dochter van Jérôme Bonaparte, de broeder van Napoleon, van wie hij reeds in 1845 scheidde. In 1837 ondernam hij een wetenschappelijke reis door Zuid-Rusland, waar hij kolenlagen ontdekte, en in de Krim. Zijn beroemde schilderijenverzameling werd in 1882 verkocht.
Bibl.: Voyage dans la Russie méridionale et la Crimée par la Hongrie, la Valachie et la Moldavie (4 dln, Paris 1839-'42, Ned. vert. 2 dln, Zaltbommel 1840).
Lit.: J. Abbott, La princesse Mathilde (2de dr., Londres 1866); Chr. Nuys, Prinses M. Bonaparte, in Mannen en vrouwen v. bet. XXXV, 3 (Haarlem 1904); Genealogie v. d. fam. D. (Sjitomir 1910, in het Russ.); J. Kühn, Prinzessin Bonaparte (1929, Fr. vert. 1935).