(1, kerkelijk recht). Deze kerkelijke straf, die tegen geestelijke personen kan worden uitgesproken, heeft een drievoudig gevolg, t.w.
1. de depositie, krachtens welke de geestelijke alle kerkelijke ambten ontnomen worden en hij er geen meer kan bekomen;
2. de beroving van het geestelijk kleed;
3. het terugbrengen tot de lekenstand: hierdoor verliest hij alle rechten en voorrechten de geestelijke stand eigen, maar blijft aan de verplichtingen van deze stand onderworpen; de geestelijke blijft gewijd, maar wordt eenvoudig als leek behandeld. De degradatie kan slechts opgelegd worden door een collegiale rechtbank van vijf rechters en enkel wegens delicten uitdrukkelijk in het recht vermeld of wanneer een geestelijke die reeds afgezet (depositie) en van het geestelijk kleed beroofd is een jaar lang voortgaat ergernis te geven. Naar de vorm is de degradatie tweevoudig: de gewone degradatie of degradatio verbalis wordt door een eenvoudig gerechtelijk vonnis uitgesproken, maar haar juridische gevolgen gaan aanstonds in; de plechtige degradatie, edictalis of realis, geschiedt met inachtneming van de voorschriften van het Romeins Pontificaal. Deze strengste straf treft, volgens de Codex iuris canonici, de clerici die zich publiek aansluiten bij een niet-katholieke sekte en tevergeefs gewaarschuwd werden zich terug te trekken, die welke gewelddadig optreden tegenover de paus, die welke een moord begaan, die welke het sacrament van de biecht misbruiken tot zware zonde tegen het zesde gebod en die welke het wagen een huwelijk, ook een burgerlijk huwelijk, aan te gaan en die, na vermaand te zijn geweest, binnen een bepaalde tijd niet tot inkeer komen. Codex iuris canonici,can. 1567, § 1, n. 2, 2298, n. 12, 2305, 2314, § 1, 2343, § 1, 2354, § 1, 2368, § 1, 2388, § 1.
(2, militair recht). Voor NEDERLAND Z verlaging. In BELGIË hoort de degradatie zowel tot de gewone tuchtstraffen als tot de strafrechtelijke maatregelen die een militair kunnen opgelegd worden. Het Wetboek van Militair Strafrecht voorziet de afzetting (destitutie) of de militaire degradatie van de officier die wegens een misdrijf tot een criminele of tot een andere straf verwezen wordt.
Maar ook kunnen hem als krijgstuchtelijke maatregel het ontslag van ambtswege of de destitutie opgelegd worden wegens een ernstige overtreding die, hoewel niet bepaald bij de wet, toch van die aard is dat de eer en de waardigheid van het beroep of het belang van de tucht in opspraak gebracht worden; of wegens uiting in het openbaar van een voor de grondwettelijke instellingen of voor de persoon van de koning schadelijke mening; of nog wegens onwettige afwezigheid gedurende 15 dagen. In die gevallen worden de feiten door een onderzoeksraad nagezien en wordt de destitutie uitgesproken, op voorstel van de minister, bij een met redenen omkleed Koninklijk Besluit.
Het verlies van de staat van beroepsonderofficier en van de graad is het gevolg van een veroordeling tot een criminele straf of tot een of meer correctionele straffen; een vonnis van een militair gerecht; een uiting van vijandelijke opinie tegenover de fundamentele instellingen van de Staat, de grondwettelijke vrijheden, of de persoon van de koning.
KOLONEL E. L. WANTY.