is de naam van een gebruik dat thans nog in verscheidene streken in Nederland bestaat en vroeger algemeen bestond, om in de vroege morgen van de Hemelvaartsdag naar buiten te gaan en daar in het bedauwde gras met blote voeten te lopen. Later bleef er alleen van over, dat men op deze dag naar buiten trok om van de vrije natuur te genieten.
In deze vorm bestaat het gebruik nog vooral in Amsterdam en de Zaanstreek, in Overijsel en Friesland. Misschien gaat het tot de Germaanse tijd terug en is het in de middeleeuwen in verband gebracht met de processie, op Hemelvaartsmorgen gehouden, die de tocht van Jezus naar de Olijfberg (Hand. 1 : 12) zinnebeeldig voorstelde. Het volksgeloof schrijft aan de dauw, vooral op bepaalde belangrijke dagen, magische en genezende kracht toe; zo wordt de St Jansdauw als geneesmiddel beschouwd tegen zomersproeten, epilepsie en ongedierte. Nog niet zo lang geleden bestond hier en daar het gebruik, op Hemelvaartsmorgen kledingstukken in de dauw te drenken en met deze dauw het vee te besprenkelen.
In Rusland wordt het vee door de morgendauw gedreven, in Bulgarije en Normandie wentelt men zich naakt door het bedauwde gras. Ongetwijfeld bestaat er verband tussen dit volksgeloof en het dauwtrappen, dat in Overijsel dauwtreden en in Holland ook wel hemelvaren heette, en dat behalve op Hemelvaartsdag ook wel op de 1ste Mei of de eerste Zondag in Mei plaats vond.DR P. J. MEERTENS
Lit.: J. ter Gouw, De volksvermaken (Haarlem 1871), blz. 219-220.