Duits geleerde (Wismar 6 Febr. 1639 - Lübeck 30 Juli 1691), werd reeds in 1660 hoogleraar in de dichtkunst te Rostock, promoveerde in 1661 te Franeker in de rechten en werd in 1665 aan de nieuwe universiteit te Kiel professor in de welsprekendheid en dichtkunst. Tevens doceerde hij er sinds 1673 geschiedenis en werd in 1680 bibliothecaris.
In 1670 werd hij lid van de Royal Society. Hij is belangrijk als literair-historicus, omdat hij in zijn Unterricht von der teutschen Sprache und Poesie (Kiel 1682, 3de dr. Lübeck 1718) als eerste een overzicht heeft gegeven van de nieuwere Westeuropese poëzie. Als de beste der Nederlandse dichters beschouwt hij Daniël Heinsius. Zijn Polyhistor was een encyclopaedisch handboek voor zijn studenten, o.a. bevattend een systematisch overzicht van auteurs en hun werken met critische opmerkingen.Bibl.: Polyhistor, sive de notitia auctorum et rerum commentarii (Lubecae 1688, voll. uitg. 1708, 4de dr., 3 dln, 1747); Opera poëtica (Lubecae 1694).
Lit.: M. Kern, D. G. M.,diss. Freiburg i.B. (1929), met bibliografie.