Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 23-01-2023

Daniël Gabriel FAHRENHEIT

betekenis & definitie

Duits-Nederlands natuurkundige (Dantzig 24 Mei 1686 ’s-Gravenhage 16 Sept. 1736), was 1702-1706 te Amsterdam bij een handelszaak in dienst, legde zich vervolgens in verschillende landen van West-Europa toe op de vervaardiging van natuurkundige instrumenten en vestigde zich in 1717 als glasblazer en instrumentmaker te Amsterdam, waar hij van 1718 tot ca 1730 te zijnen huize tevens colleges gaf in hydrostatica en optica; een dictaat van dit college is in hs. in de Leidse Univ. bibliotheek bewaard. In 1708 kwam hij te Kopenhagen in aanraking met Olaf Römer, die de felle koude, in een bepaalde winter te Dantzig waargenomen, had aangenomen als het nulpunt van zijn thermometerschaal, het vriespunt als 7½ gr. en de temperatuur van het menselijk lichaam gelijk had gesteld met 22½ gr.: Fahrenheit, die sinds 1713 kwik gebruikte, hetgeen aan zijn instrumenten een grote mate van nauwkeurigheid verschafte, nam deze graadverdeling aanvankelijk over, doch stelde deze getallen in 1717 vrij willekeurig op resp. 0,32 en 96 gr. en kwam daardoor tot 212 gr. van zijn schaal voor het kookpunt van water (z thermometer).

Hij werd in 1724 lid van de Royal Society te Londen en schreef in dat jaar in de Transactions van deze Society een vijftal natuurkundige verhandelingen (in het Duits vert. d. A. J. v. Oettingen in: Abhandlungen über Thermometrie v. Fahrenheit, Réaumur, Celsius, 1894, dl 57 v. Oswald’s Klassiker der exakten Wiss.).Lit.: D. S. v. Zuiden, Het testament en de inboedel v. F., in: Oud-Holland, XXXI (1913); E. Cohen en W. A. T. Cohen-de Meester, D. G. F. (Amsterdam 1936, Verh. d. Kon. Ak. v. Wet. te Amsterdam, Afd. Natuurk., 1ste sectie, XVI, 2); W. F. H. Oldewelt, F.’s verblijf te Amsterdam, in: Maandblad Amstelodamum XXVII (1940), 126.



Louis Léon César FAIDHERBE

Frans generaal (Rijsel 3 Juni 1818 - Parijs 28 Sept. 1889), was van 1854-1861 en van 1863-1865 gouverneur in St Louis en Gorée. Door voorspoedige ondernemingen wist hij de Senegal tot een Franse rivier te maken. Van grote betekenis voor de toekomst was de onderwerping — na zware strijd — van het rijk van Hadji Omar aan de bovenloop van die rivier, waardoor een doorbraak naar het gebied van de Boven-Niger mogelijk werd. Van 1865-’70 diende hij in Algerië. In Nov. 1870 riep Gambetta hem naar Frankrijk en belastte hem met het commando over het noorderleger, dat mee moest werken aan het ontzet van Parijs. Faidherbe beijverde zich zijn ongeoefend leger van ongeveer 45 000 man te reorganiseren en te versterken. Tegen von Manteuffel leverde hij op 23 en 24 Dec. het gevecht aan de Hallue en tegen Goeben op 2 en 3 Jan. 1871 het gevecht bij Bapaume, maar werd 19 Jan. bij Saint-Quentin geducht verslagen. De capitulatie van Parijs en de daaropvolgende wapenstilstand beveiligden hem voor verdere nederlagen.

Het dép. du Nord vaardigde hem in 1871 naar de Kamer af, waar hij maar kort zitting had. In 1879 werd hij door hetzelfde departement tot lid van de Senaat gekozen. Hij heeft zich ook verdienstelijk gemaakt op geografisch, ethnografisch en linguistisch gebied.

Bibl.: Annuaire du Sénégal; L’Avenir du Sahara et du Soudan (1863); Chapitresde géologie sur le nord-ouest de l’Afrique (1865); Les dolmens d’Afrique (1873); Essai sur Ia langue Peul (1875). Gedurende zijn laatste verblijf in Algerië gaf hij een Collection compléte des inscriptions numidiques (1870) in het licht. Langues sénégalaises (1887); Le Sénégal (1889); Campagne de l’armée du Nord (1871), een poging om zijn laatste oorlogsbeleid te rechtvaardigen.

Lit.: Brunei, Le général F. (2de dr. 1892); E. Deschaumes, L’armée du Nord: campagne du général F. (1894); Riethy, Histoire populaire du général F. (1901); Froehlicher, Trois colonisateurs: Bugeaud, F., Galliéni (1903).

< >