Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 28-12-2022

DAMPIGHEID

betekenis & definitie

is een ziekelijke afwijking bij paarden in de functie van de longen, die zich verraadt door een abnormale ademhaling, hetzij zij te veelvuldig, hetzij zij op abnormale wijze plaats vindt. Abnormale of veelvuldige ademhaling, zonder meer, kan op zichzelf niet een aanwijzing zijn voor dampigheid, steeds moet daarbij een longlijden te constateren zijn, want bij de aanwezigheid van een dikke haarvacht in de zomer kan ook zonder longaandoening de frequentie van de ademhaling bij beweging abnormaal hoog worden.

Dampigheid kan door verschillende ziekteverschijnselen van de longen ontstaan, zoals longemphyseem, waarbij de longblaasjes bovenmatig blijvend uitzetten; luchttoetreding tussen borstvlies en longwand, waardoor een druk op de longen wordt uitgeoefend en het ademhalen sterk wordt bemoeilijkt; door een chronische bronchitis, door bronchopneumonie; door pleuritis, waarbij het borstvlies en de longwand aan elkaar kleven.

Dampigheid ontstaat dus steeds, wanneer de ademhaling door een ziekelijke afwijking in de longen wordt bemoeilijkt. Men neemt uiterlijk de verschijnselen waar door versneld ademhalen, ademhalen in twee tempo’s of door een groeve, die zich bij iedere ademtocht vormt langs de ribkraakbeenderen.

< >