(1) een aan Bolivia grenzend departement van de Zuidamerikaanse republiek Peru, is 144 344 km2 groot en telt (1946) 628 210 inw. Het voornaamste middel van bestaan is de veeteelt (lama’s: wolproductie).
(2), hoofdstad van het gelijknamige Peruaanse departement, ligt op 130 31' Z.Br. en 710 58' W.L. v. Gr. en op 3416 m hoogte in een mooi dal, op de puinhopen van de hoofdstad van de Inca’s, die in 1533 door de Spanjaarden onder Fernando Pizarro werd verwoest. In 1946 werd hier het graf van Gonzalo Pizarro, zijn halfbroer, ontdekt. Vele oude geslachten van zuiver Spaansen bloede houden verblijf in en rond de stad, welke nog vele kerken en kloosters uit het Spaanse koloniale tijdperk rijk is.
Steeds weer opnieuw ontdekt men overblijfselen uit de prae-Inca- en Incatijd. Men vindt er o.a. in het hart van de stad de Zonnetempel, CuriGaucha, waarin zich vroeger het beeld van de zon in massief goud bevond; de fundamenten van de tempel van Accla Huasi, waarop thans het klooster Santa Catalina rust; in het bijzonder zijn echter merkwaardig de resten van het oude paleis van de Inca’s, Colcampata aan de voet van de heuvel van Sacsaïhuaman, en de reusachtige vestingwerken op de top; ook van de oude stadsmuur worden nog gedeelten aangetroffen. Cuzco telt thans 67 739 inw., meest Indianen. Zij bezit een universiteit (met ca 300 studenten), is de zetel van een bisschop en heeft een bisschoppelijk seminarium.
Lit.: R. Lehmann-Nitsche, Corichancha, el Templo del Sol en el c. y las imagenes de su Altar Mayor (La Plata 1929); R. N. Wegner, Zum Sonnentor durch altes Indianerland (1936).