is de naam van een tweezaadlobbige plantenfamilie, die omstreeks 760 soorten telt, die in de warmere landstreken thuis behoren, merendeels in de keerkringsgewesten. Het zijn meestal stijfbehaarde kruiden met bicollaterale vaatbundels, klimmend met ranken, éénjarig of overblijvend, met verspreide, langgesteelde, min of meer hartvormige handnervige en handvormig ingesneden bladeren zonder steunblaadjes.
De regelmatige bloemen zijn meestal éénslachtig, één- of tweehuizig. De mannelijke vertonen 5 meeldraden. Zij zijn óf alle meer of minder ver aaneengegroeid, óf 2 aan 2, terwijl de vijfde vrij blijft, zodat er 3 schijnen te zijn. De vrouwelijke hebben een onderstandig vruchtbeginsel met meest 3 wandstandige gevorkte zaadlijsten en een dikke stijl met 3 meest gevorkte stempels; vrucht besachtig, soms zeer groot en hardschalig, meest veelzadig.
De kelk bestaat uit 5 smalle, spitse, onderaan vergroeide slippen en de bloemkroon is meestal vergroeidbladig.Tot deze familie behoort in de eerste plaats het geslacht Cucurbita L., met 10 soorten uit tropisch Amerika, éénjarige kruiden met vertakte ranken, alleen in de bladoksels zittende, gele éénhuizige bloemen met een klokvormige, tot het midden ingesneden bloemkroon en tot een zuiltje vergroeide meeldraden, en met platte zaden met een stompe dikke rand. De bekendste soort is C. Pepo L., de Kalebas of Pompoen, in vele vormen gekweekt om de fraaie siervruchten, die rondachtig of langwerpig en daarbij oranje, groen, witachtig of gestreept kunnen zijn, eetbaar, hoewel in Nederland niet vaak als voedsel gebruikt. Verdere bekende soorten zijn: C.
Melopepo L., met afgeplat ronde vruchten, eetbaar, met een geur als van abrikozen, en C. maxima Duch., de Reuzenkalebas, met tot 50 kg zware, afgeplat ronde vruchten. Bij Cucurbita sluit zich aan Lagenaria vulgaris Ser. of Fleskalebas, uit de tropen der oude wereld, met vruchten van zeer verschillende vorm, als een fles, een peer enz. Zij worden in Indië, na van haar inhoud ontdaan te zijn, gebruikt als flessen enz., dikwijls fraai gekleurd en besneden.
Verdere belangrijke geslachten zijn Cucumis, met de komkommer en de meloen, Citrullus, met de kolokwint en de watermeloen, Bryonia of heggerank, Ecballium of springkomkommer, Luffa, Cyclanthera en voorts Acanthosicyos, Benincasa, Momordica, met de veel als sierplant gekweekte soort M. Charantia L., waarvan de oranje, komkommerachtige vrucht met 3 kleppen openspringt, om de rode zaden te laten ontsnappen, enz.