Russisch grootvorst (9/21 Sept. 1827 - 13/25 Jan. 1892), tweede zoon van keizer Nicolaas I, werd opgeleid voor de marine, kreeg de rang van generaal-admiraal en voerde gedurende de Krimoorlog het bevel over de Russische Oostzeevloot. Sedert het eind van deze oorlog leidde hij het departement van Marine en bevorderde de modernisering van de vloot.
Ook schafte hij de lijfstraffen af. Hij was liberaal gezind en werkte van harte mee aan de totstandkoming van de grote hervormingen, die zijn broeder keizer Alexander II in het begin van de jaren ’60 invoerde.In 1862 werd hij stadhouder van Polen, maar zijn verzoeningsgezinde politiek vermocht het uitbreken van de Tweede Poolse Opstand niet te voorkomen. Kort daarna (Aug. 1863) trad hij af. Hij werd (1865) president van de Raad van State en bleef dit tot 1881, het jaar van de troonsbestijging van Alexander III, met wie hij niet harmonieerde. Van verschillende Russische wetenschappelijke genootschappen (o.a. het Aardrijkskundig en het Archaeologisch) was hij voorzitter of beschermheer.