een provincie van de Ierse vrijstaat, heeft op 17 121 km2 een bevolking van (1943) 500339 inw. (in 1841 1 420 705 inw.) en wordt verdeeld in de vijf graafschappen Leitrim, Sligo, Mayo, Roscommon en Galway. De bodem bestaat over grote oppervlakten uit kalk, is in het W. bergachtig en in het O. veelal vlak en met meren en moerassen bedekt; de kust heeft een groot aantal baaien. Van de rivieren is de Shannon de voornaamste; zij komt uit het Lough-Allen en is veelal grensrivier.
Connaught is een zeer armoedige provincie. In de laatste eeuw is meer dan 60 pct van de bevolking geëmigreerd, vnl. naar de V.S. Van de opp. is (1945) 9,7 pct voor de akkerbouw in gebruik (haver, aardappelen en tarwe vormen daarvan de hoofdproducten) en nog 20 pct is grasland. De rest van de bodem ligt woest.
Veehouderij en visvangst zijn hoofdbestaansmiddel. De bevolking bestaat (1936) voor ruim 91 pct uit R.K., 20,4 pct spreekt het Gaelic. De voornaamste plaatsen zijn Galway (1943) 19972 inw., Sligo 12 657 inw., Castlebar 4918 inw. en Carrick 4773 inw. Eertijds vormde Connaught een van de koninkrijken van Ierland; het kwam eerst in 1590 aan de Engelse Kroon.