Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 17-10-2024

REMMEN

betekenis & definitie

Het opvoeren en constant houden van de snelheid van een beweging geschiedt met een motor, het verminderen en uitputten van de snelheid geschiedt met een rem; bovendien kan met behulp van een rem worden belet, dat een in rust zijnd materieel systeem in beweging komt. Motor en rem vormen te zamen het drijfwerk der beweging.

Alle bewegingen van het gemechaniseerde verkeer en van het mechanisch transport zijn voorzien van een drijfwerk, waarvan ook de rem uiteraard is aangepast aan de drijfkracht, de grootte en de snelheid der te verplaatsen massa, de besturingswijze en de aard der uit te voeren beweging. De reminrichtingen, die daarbij worden toegepast, komen echter alle hierin overeen, dat zij de in het af te remmen systeem opgehoopte bewegingsenergie moeten afvoeren in de vorm van warmte, electriciteit of slijtage. Veelal wordt verlangd, dat dit proces van omvormen en afvoeren in korte tijd en over korte remwegen verloopt, vooral in geval van nood, als er gevaar bestaat voor de veiligheid. Het afvoeren van grote hoeveelheden bewegingsenergie is echter geen eenvoudige opgave zodat in sommige gevallen, bijv. het sneltreinverkeer, de toelaatbare snelheid der beweging door de capaciteit der beschikbare remmiddelen wordt begrensd.De remmende werking wordt verkregen door een extra-weerstand in het drijfwerk aan te brengen; deze weerstand kan zijn: a. de wrijving van remblokken op remschijven (mechanische remmen); b. het tegenkoppel van de op bepaalde wijze ingeschakelde aandrijfmotor (electrisch remmen); c. de weerstand van hydraulische of verende buffers. De wrijvingsremmen zetten de bewegingsenergie vrijwel geheel in warmte om zodat bij druk gebruik grote hoeveelheden warmte moeten worden afgevoerd. De vorm en de afmetingen van deze remmen moeten zodanig worden gekozen, dat te hoge verhitting wordt voorkomen.

Bij electrisch gedreven drijfwerken wordt de snelheid bij voorkeur eerst grotendeels afgeremd door de motor in een zgn. remstand te schakelen; de motor werkt dan als generator en levert een tegenkoppel tegen het lastkoppel, de opgewekte energie wordt in weerstanden geleid en omgezet in warmte, of in het net teruggevoerd; daarna moet het drijfwerk steeds nog met een wrijvingsrem uit de verminderde snelheid tot stilstand worden gebracht en onwrikbaar gemaakt. De mechanische rem wordt weer gelost als de motor voor een volgende beweging wordt ingeschakeld. Op deze wijze zijn alle drijfwerken ingericht voor de electrisch gedreven hefwerktuigen, liften en transportwerktuigen.

Een geheel afzonderlijke groep vormen de remmen voor het rollend materieel der spoorwegen. Zij zijn tevens noodrem en moeten in de gehele trein ook dan nog bruikbaar zijn als de drijfkracht onder de rit uitvalt. Daarom worden de treinen steeds voorzien van een doorgaande zelfwerkende luchtrem. Meestal is dit een luchtdrukrem, maar ook vacuumremmen zijn in toepassing. Als deze remmen in werking worden gesteld wordt een vertragende kracht opgewekt, aangrijpende waar

de wielen op de rails steunen. Dit is een uitwendige kracht waarvan de grootte wordt begrensd door de adhaesie, d.i. de wrijving in het contactpunt van wiel en rail. De grootste remkracht wordt bereikt als alle wielen van de trein worden afgeremd. Het remsysteem moet dan in beginsel zodanig worden ingericht, dat alle wielen van de trein gelijktijdig en overeenkomstig hun belasting worden afgeremd, opdat de adhaesie van de trein geheel wordt benut

Hierbij treden op de voorgrond:

1. het tijdsverschil tussen het bedienen van de remkraan en het ogenblik waarop alle remblokken met volle kracht zijn aangedrukt;
2. het nuttig effect van het remwerk;
3. de wrijvingscoëfficiënt tussen remblok en wiel;
4. de adhaesie tussen wiel en rail.

De apparatuur, die het best regelbaar is, het gelijkmatigst remt en tevens de hoogste remdruk in de kortste tijd levert, is uiteraard de beste. De grondslagen voor de constructie der luchtdrukremmen zijn in het jaar 1872 door Westinghouse gevonden. Sindsdien heeft de Westinghouse Brake Company vele varianten uitgewerkt voor verschillende treintypen. Het afremmen uit hoge snelheden stelt echter zulke extreme eisen, dat nog steeds naar middelen wordt gestreefd om de lengte der remwegen te bekorten. Alle voertuigen die electrisch worden aangedreven kunnen uiteraard bovendien electrisch worden geremd; de tractiemotoren worden dan als generatoren ingeschakeld en de bewegingsenergie van de trein kan dan in weerstanden in warmte worden omgezet of in het net worden gevoerd. Dit laatste, de zgn. recuperatie, heeft alleen betekenis als de trein lange hellingen moet afrijden.

De electrische tractie maakt ook de zgn. magneetrem mogelijk. Dit is een remschoen, die electromagnetisch tegen de rail wordt gedrukt en extra-remkracht toevoegt aan de railwrijving van de geremde

PROF. IR F. WESTENDORP

Lit.: E. J. F. Thierens, Electr. aandrijving van hefwerktuigen (Delft 1942); Spoorwegtechniek, Het rollend materieel, uitgeg. d. de Opleidingsschool der N.S. (Utrecht 1943).

< >