(Frans = Comité van algemeen welzijn), dictatoriaal bestuur in Frankrijk tijdens de revolutietijd (17931795), dat zijn rechtvaardiging vond in de toestand van binnen- en buitenlands gevaar, waarin de republiek zich bevond. Het werd ingesteld bij Conventiebesluit van 18 Mrt 1793 en bedoelde controle uit te oefenen over de ministers, en wetten en maatregelen nodig voor de binnen- en buitenlandse verdediging voor te bereiden.
Het heette toen ook Comité de Défense générale en bestond uit 25 leden, die zowel uit rechter- en linkerzijde, als centrum gekozen zouden worden. Men schoot hier echter niet mee op en reeds op 6 Apr. werd het Comité zodanig gereorganiseerd, dat het uit negen leden zou bestaan, die voor een maand door de Conventie gekozen zouden worden en in het geheim zouden vergaderen. Leden werden nu uitsluitend Jacobijnen of Centrummannen, die tot de Bergpartij waren overgegaan. Leider was Danton.
Ook dit Comité voerde echter niet genoeg uit, zodat na de val der Girondijnen Danton niet herkozen werd (11 Juli). Het grote Comité (Juli 1793 Juli 1794) bestond uit twaalf leden: Jean-Bon-St André, Barère, Couthon, Hérault de Séchelles, Saint-Just, Robert Lindet, Prieur de la Marne, Robespierre, Prieur de la Côte-d’Or, Carnot, Billaud en Collot d’Herbois. Door hun niets ontziende energie hebben zij — samenwerkende met een Comité de Sûreté Générale (Comité van algemene veiligheid), een soort ministerie van politieke politie-— de maatregelen genomen en doorgezet, waardoor de binnenlandse vijanden der „éne en ondeelbare republiek” verpletterd werden en de buitenlandse legers teruggedreven. Na de val van Robespierre (28 Juli 1794) werd het Comité — het zgn. Derde Comité (Juli 1794 - Oct. 1795) — van veel minder betekenis en bij het in werking stellen van de Constitutie van 1795 werd het opgeheven.Lit.: Aulard, Recueil des Actes du C. (1903-1915); G. Pariset, La révolution (1792-1799) (dl II v. Lavisse, Histoire de France contemporaine, 1920).