vereniging van geleerden en ontwikkelden, die, onder de leuze Moedertaal en Vaderland, in 1853 te Duinkerken werd opgericht door enige stambewuste Frans-Vlamingen, o.a. E. de Coussemaker en L. de Baecker.
Deze vereniging stelde zich ten doel op te sporen wat van belang kon worden geacht voor de geschiedenis van de Westhoek en tevens te ijveren voor het behoud van de moedertaal, de zeden en gebruiken van het volk. In de tijdschriften, Annales en Bulletin du Comité Flamandde France, resp. opgericht in 1853 en 1855, verschenen talrijke bijdragen, waaronder belangrijke, over de godsdienst, de taal, de letterkunde, de kunst, de folklore, de geschiedenis van het eigen kleinere vaderland. De vereniging knoopte betrekkingen aan met vooraanstaande Vlamingen, als Prudens van Duyse, Snellaert, Heremans, Serrure en later Guido Gezelle. Zij slaagde er in heel wat materiaal te verzamelen, doch het overgrote deel werd tijdens Wereldoorlog I vernield.
Wat haar werking ten bate van de moedertaal betreft, die heeft weinig vruchten opgeleverd, daar zij noch zeer wezenlijk noch krachtdadig was. Zij droeg echter bij tot de ontwaking van het stamgevoel der ontwikkelde Frans-Vlamingen.DR V. CELEN.