minister van oorlog onder Lodewijk XVI (Douai 4 Juli 1758 - Versailles 9 Sept. 1792), trad in 1774 in krijgsdienst, klom snel op en werd in 1792 luitenant-generaal. Hij stond bekend om zijn royalistische gezindheid; Lodewijk XVI benoemde hem derhalve in de kritieke toestand, ontstaan door het oprukken van Brunswijk, op 2 3 Juli 1792 tot minister van oorlog.
Als zodanig organiseerde hij de verdediging van de Tuilerieën. Hij liet twee regimenten Zwitsers aanrukken. De Assemblee Législative sommeerde hem de Zwitsers weg te zenden, maar d’Abancourt weigerde. Bij de bestorming der Tuilerieën op io Aug. 1792 schijnt hij geen grote rol gespeeld te hebben; toch werd hij als een der hoofdschuldigen aan het felle verzet beschouwd en deswege voor het Hooggerechtshof te Orleans gedaagd, beschuldigd van hoogverraad. Na de moorden van 2-7 Sept. 1792 te Parijs zond de Commune een troep naar Orleans om de aldaar gevangen gehoudenen op te halen; onderweg werden dezen, o.w. d’Abancourt te Versailles op 9 Sept. 1792 vermoord.