Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 28-12-2022

CICADEN

betekenis & definitie

(Cicadoidea) vormen een groep families der Halfvleugeligen (Hemiptera of Rhynchota). De hiertoe behorende dieren zijn gekenmerkt door het bezit van korte, altijd in een fijne borstel eindigende sprieten, van de stekend-zuigende monddelen, die het kenmerk zijn van de gehele orde en van vier doorzichtige of gekleurde, doch steeds over hun gehele oppervlakte homogene vleugels. Zij voeden zich met plantensappen, die zij bereiken door haar zuiger in stengels of bladeren of, indien ondergronds levend zoals de larven der echte Cicadidae, in wortels te boren.

Hiertoe behoren de volgende families, te zamen met ca 11500 soorten:

1. Fulgoridae, een groep van zeer verschillend uitziende dieren, waartoe o.a. de tropische Lantarendragers behoren, doch die tevens vele zeer kleine vormen bevat, waarvan er een 50-tal ook in Nederland voorkomt;
2. Tettigometridae, een kleine groep, die veel met de vorige gemeen heeft en waarvan de larven veelal in mierennesten worden aangetroffen; 3.Jassidae, een grote familie van bijna alle kleine of zeer kleine soorten;
4. Aethalionidae, een klein aantal tropische soorten;
5. Membracidae, een vrij grote familie waarvan de soorten gekenmerkt zijn door soms zeer omvangrijke uitgroeisels van het voorborststuk;
6. Cercopidae of schuimcicaden;
7. Cicadidae of zingende cicaden.

Van de schuimcicaden vindt men vaak de larven (vooral van de soort Philaenus spumarius L.) die op allerlei groene planten leven, omgeven door een kloddertje schuim („koekoeksspog”), dat door de larve zelf vervaardigd wordt met behulp van de vloeibare faeces en het product van een paar wasvormende klieren.

De echte of zingende cicaden (Cicadidae) ontlenen haar naam aan het geluid, dat de mannetjes voortbrengen. Het zijn merendeels vrij grote, soms zelfs zeer grote insecten met een korte kop, gezwollen voorhoofd, uitpuilende samengestelde ogen en drie duidelijke enkelvoudige oogjes, korte borstelvormige sprieten, glasheldere, soms ook gevlekte of behaarde voorvleugels, die langer zijn dan de achtervleugels en een dik kegelvormig achterlijf waarin zich het muziekorgaan der mannetjes bevindt. Het geluid wordt hier veroorzaakt doordat een strak gespannen vlies door een daaraan bevestigde spier in snelle trilling wordt gebracht en vervolgens zeer versterkt door de resonantie van grote luchtholten, die een aanzienlijk deel van het achterlijf innemen. Aangezien steeds alle cicaden in een bepaalde omgeving gelijktijdig zingen, kan het lawaai oorverdovend zijn.

De wijfjes hebben een legboor waarmede zij gaten tot in het merg der jonge twijgen boren om daarna in ieder gat een ei te leggen. De hier uit komende larven vallen op de grond waarin zij, soms vrij diep, wegkruipen en zich voeden met het sap der wortels. Het larvale leven duurt soms zeer lang, zo bijv. bij de Amerikaanse soort Cicada septendecim L. tot 17 jaar.

De Cicadidae zijn warmtelievende dieren, die in de tropen en subtropen hun hoofdverspreidingsgebied hebben. In Europa bereiken zij ZuidDuitsland, maar komen vooral voor in het Middellandse Zeegebied.

DR G. BARENDRECHT

Lit.: H. G. Blote, Jassidae, Membracidae, in Fauna v. Nederland, Afl.

II (Leiden 1927); Fulgoridae, Tettogometridae, Cercopidae, ibid. afl. XIII (Leiden 1943); Marlatt, The periodical Cicada, U.S. Bur. Ent.

Buil. 71 (1907).

< >