Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 28-12-2022

CHRISTUS-AFBEELDINGEN

betekenis & definitie

Een eigentijds portret van Christus bestaat evenmin als een beschrijving van Diens uiterlijk. Wel zijn er legendarische portretten, aan tijdgenoten toegeschreven, Lucas en Nicodemus, doch deze hebben geen historische betekenis.

De oudste Christelijke schrijvers verkeren kennelijk in onzekerheid omtrent Christus’ uiterlijk. Die van de eerste vier eeuwen menen, steunend op Jes. LIII-2 vlg. en op enkele theologische gronden, dat er geen schoonheid in de Godmens zou zijn geweest (Justinus, Ireneus, Clemens van Alexandrië, Cyrillus van Alexandrië, Tertullianus, Origenes, Augustinus). Latere kerkvaders kennen Hem jeugdige schoonheid toe, of zien in Hem trekken van een eerbiedwaardige grijsaard (Hieronymus, Johannes Chrysostomus, Basilius e.a.).

De oudste kunstwerken idealiseren blijkbaar de voorstelling, zonder enig vast systeem: als baardeloos jongeling in de gedaante van Orpheus of de goede Herder, van de 3de eeuw af met weelderige lokken en rijker gedrapeerde Griekse kleding, van de 4de eeuw af soms met nimbus achter het hoofd. In de 5de eeuw begint in de nimbus een klein kruis voor te komen boven het hoofd van Christus (mozaïeken in S. Maria Maggiore te Rome), sedert de 6de eeuw komt de eigenlijke kruisnimbus voor. Het type met baard is waarschijnlijk uit het Oosten overgenomen en wordt dé klassieke voorstelling.

Bekend is die uit de Petrus- en Marcellinuscatacombe buiten Rome, waarop de baard nog lang is. Het Oosten maakt deze korter, eindigend in twee punten; de hoofdharen blijven lang, in het midden gescheiden en afhangend tot op de schouders. — Het Westen blijft nog lang ook het baardeloze type gebruiken (Ravenna, Karolingische en Romaanse kunst tot in de 12de eeuw). Waar de typen met en zonder baard dooreen gebruikt worden, kan men over het algemeen misschien aannemen, dat de eerste Christus voorstellen in de glorie, de tweede in taferelen uit zijn leven. Deze regel kent echter vele uitzonderingen.

Bij de voorstellingen van de triomferende Christus heft Hij veelal de rechterhand zegenend op, en draagt Hij in de linker een boek of rol. — De Byzantijnse kunst zoekt vooral majesteit in de voorstelling te leggen, door aan Christus de keizerlijke insignia te geven. Als Pantokrator (albeheerser) komt deze voorstelling ook naar het W. in de mozaïeken van de absis, als buste of op een troon, soms omgeven door de symbolen der vier Evangelisten. Aldus ook in het tympaan van een kerkportaal (Chartres). De Gotische periode legt ernst en schoonheid in het beeldtype, meestal met baard (le Beau Dieu van Amiens), een enkele maal zonder (Reims), zelden als ridder (Hadelinusschrijn van Vbé).De vroege Renaissance vermengt het Gothische met het Byzantijnse type, maar streeft naar natuurgetrouwheid en mildheid van uitdrukking.

Het Noorden heeft dit eigenaardige, dat het de bijbelse figuren min of meer in de kleding van de eigen tijd weergeeft. Voor Christus en de apostelen wordt echter een uitzondering gemaakt. De zgn. Primitieven aldaar houden de slanke Gothische gestalte van Christus aan, waarbij het zgn.

Thomas a Kempis-type streeft naar een individuele voorstelling met zachtaardige uitdrukking. — De latere Renaissance is minder sereen. In Italië komt het baardeloze helden-type voor (Michelangelo: Sixtijnse kapel). Dit wordt door het Noorden niet overgenomen. In overeenstemming met de gang der ontwikkeling in de kunstgeschiedenis, gaat men nu in de 16de eeuw alle aandacht geven aan de volmaakte lichaamsvorm.

Daarmee boeten de voorstellingen echter tegelijk aan spiritualiteit in. — De latere eeuwen houden aan het traditionele type vast. De modernen streven soms naar historische getrouwheid wat het menstype en de kleding betreft, geven ook wel een zeer eenvoudige uitbeelding, in verband waarmee de baardeloze figuur soms weer terugkomt.

Naast de voorstellingen door de kunst bestaan ook de „sindones” of „lijkwaden”, met afdruk van ’s Heren lichaam, waarvan die van Turijn zeer beroemd is. De authenticiteit van deze lijkwade blijft echter altijd nog een open kwestie. Vele historici erkennen deze, andere, en onder hen vindt men zeer bekende, o.a. Peter Braun S.J., wijzen haar af.

Ze worden a-chiro-poieten (niet met handen gemaakt) genoemd. Ook het Edessenum of Abgarbeeld, waarvan de Christus-voorstelling in S. Silvestro in Capite te Rome een copie zou zijn, moet daartoe worden gerekend; in het Westen werd dit het model voor de Veronica-doek met afdruk van ’s Heren aanschijn. Bij de Christusvoorstellingen, bekend onder de naam „Ecce homo” is natuurlijk van de weergave van een portret geen sprake.

DOM. A. BEEKMAN O.S.B.

Lit.: Bardy et Tricot, Le Christ (met uitgebr. lit.-lijst, 1932); Smits, Iconografie van de Ned. Primitieven (1933).

< >