Drie verschillende chloorazijnzuren zijn bekend, al naarmate een, twee of drie waterstofatomen van de methylgroep in het azijnzuur door chloor zijn vervangen.
Monochloorazijnzuur CLCH3COOH, sm.pt 62 gr. C., k.pt 186 gr. C. kan bereid worden door inwerking van chloorgas op azijnzuur onder invloed van het zonlicht en vindt toepassing bij verschillende synthesen, bijv. van indigo en van onkruidbestrijdingsmiddelen zoals 2.4 O en methoxon.
Dichloorazijnzuur Cl2CHCOOH is een vloeistof, k.pt 191 gr. C., van minder betekenis.
Trichloorazijnzuur Cl2CCOOH, sm.pt 55 gr. C., k.pt 195 gr. C. is een uitstekend in water oplosbaar, betrekkelijk sterk zuur, dat verkregen kan worden door langdurige inwerking van chloor op azijnzuur in het zonlicht, maar het best bereid wordt door oxydatie van chloraal met geconcentreerd salpeterzuur. Chemisch is trichloorazijnzuur gekenmerkt door het gemak, waarmee het al bij koken met water uiteenvalt in chloroform en kooldioxyde.
In de geneeskunde wordt het als acidum trichloraceticum liquefactum in vervloeide toestand gebruikt als causticum bijv. voor het wegbranden van wratten. Verder geeft het met waterige eiwitoplossingen een neerslag, zodat het toepassing vindt voor het aantonen van eiwitten in urine bij albuminurie.
DR J. VAN ALPHEN.