Dit bestaat uit een centraal gelegen continent (Antarctica) door een brede oceaangordel omringd. De grens van het gehele Zuidpoolgebied wordt gevormd door de Antarctische convergentie, een lijn welke aangeeft waar het zeer koude, zich naar het Noorden bewegende Antarctische water onder het warmere sub-Antarctische water wegzinkt.
Hoewel deze lijn van jaar tot jaar en van seizoen tot seizoen niet geheel constant is, volgt de convergentie in de quadranten van Atlantische en Indische Oceaan in grote trekken de 50ste breedtegraad, doch ligt in de Stille Oceaan een 5 tot 10° zuidelijker. Het Zuidpoolcontinent bevindt zich practisch geheel binnen de Zuidpoolcirkel; Graham-land steekt sikkelvormig uit, terwijl Ross- en Weddellzeebrede, diepe insnijdingen vormen.De totale lengte der kustlijn bedraagt ca 23 000 km; de oppervlakte is ca 13 millioen km (Australië is bijna 9 millioen km1 groot). Vrijwel geheel Antarctica ligt onder een geweldige ijskap, op sommige plaatsen meer dan 2000 m dik en zijn grootste hoogte (ca 3350 m) bereikend in de omgeving der Zuidpool. Van hieruit wordt het ijs door het enorme gewicht van zijn massa langzaam naar de kust gedrukt, waar voortdurend grote stukken afbreken, welke de reusachtige tafelijsbergen der Zuidelijke Ijszee doen ontstaan. Op verscheidene plaatsen steken gebergten boven de ijskap uit, zich hier en daar tot een 4000 m verheffend. Er zijn ijsvrije berggedeelten ontdekt en meertjes met open water. Zeer recente seismische metingen toonden aan dat de kust op sommige plaatsen een fjordachtig karakter draagt.
Een pakijsgordel van 200-500 km breedte omringt het gehele continent, in de winter (Apr. - Nov.) een aaneengesloten geheel vormend. Het ganse enorme gebied ten Z. van de 50ste breedtegraad is practisch onbewoond (de streek ten N. van 50° N.Br. herbergt ongeveer een vijfde van de gehele wereldbevolking!).
In geen enkele maand komt de gemiddelde temperatuur boven het nulpunt in Antarctica. In deze sneeuw- en ijswoestenij werden tot nu toe dan ook slechts enkele korstmossen en een paar soorten mijten gevonden. De Antarctische wateren zijn echter ongemeen rijk aan planten en dieren. Het phyto-plankton komt er in onmetelijke hoeveelheden voor, een onuitputtelijke voedselbron vormend voor crustaceeën (de bekende „krill”), mollusken en andere lagere diervormen, waar pinguïns, walvissen, zeehonden enz. weer op leven. Zuiver Antarctisch zijn enkele robbensoorten, de Adelie- en Keizerpinguïn en een roofmeeuwsoort (Maccormicki). Laatstgenoemde vogelsoorten broeden op het continent, terwijl albatrossen, stormvogels en sterns in enorme kolonies voorkomen op de Antarctische eilandjes en eilandgroepen (Zuid-Georgië, -Shetlands, -Orkneys, -Sandwichs enz.).
Het Zuidpoolgebied heeft in de laatste decenniën vooral economische betekenis gekregen door de walvisvaart, welke thans grotendeels in de Antarctische wateren is geconcentreerd. De pelsrobben zijn in het begin der vorige eeuw vrijwel uitgeroeid; nu de vangst gereglementeerd is, is zij weer van enig belang geworden (Zuid-Georgië).
Voor Groot-Brittannië, de leidende natie bij het Zuidpoolonderzoek, hebben de Dependencies der Falkland-eilanden grote strategische waarde, door hun vitale betekenis voor het beheersen der zeewegen ten Zuiden van Straat Drake. In de beide Wereldoorlogen bleek zulks duidelijk. Argentijnse en Chileense aanspraken op dit Brits territoir worden dan ook niet door Engeland erkend. De claims van Noorwegen (Kon. Maud-land), Frankrijk (Adelie-land), Nieuw-Zeeland (Ross-dependency) en Australië (een groot deel van overig Antarctica) ontmoeten weinig bezwaren in de wereld; de V.S., die zelf op geen deel der Antarctis aanspraak maken, erkennen echter geen enkele claim van welk ander land ook.
K. w. L. BEZEMER
Lit.: Problems of Polar Research, 2 dln (New York 1928); The Antarctic Pilot (London 1948); Hunter Christie, The Antarctic Problem (London 1951); F. A. Simpson e.a., The Antarctic Today (Wellington, N. Zeal., 1952).