Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 28-12-2022

CHÈQUE

betekenis & definitie

is een getekende, onvoorwaardelijke, schriftelijke, uit een daarin vermelde plaats gedagtekende opdracht aan een bankier (betrokkene), die fonds onder zich heeft van de opdrachtgever (trekker), tot betaling van een bepaalde som op zicht op een aangewezen plaats aan een met name genoemde persoon, aan zulk een persoon of diens order of aan toonder, welke de benaming „chèque”, opgenomen in de tekst zelf en uitgedrukt in de taal, waarin de titel is gesteld, behelst (artt. 178, 180, 182 en 205 W.v.K.). Zij dient voor een korte omlooptijd, die afhankelijk is van de landen, waarin zij bestemd is te circuleren (art. 206 W.v.K.); een chèque, die in hetzelfde land uitgegeven en betaalbaar is, moet binnen acht dagen ter betaling worden aangeboden.

Terwijl de wissel meer bedoeld is als een credietmiddel, is de chèque veeleer betalingsmiddel. Op naam gesteld zonder een bepaling „niet aan order” of iets van deze aard wordt zij ondersteld aan order te luiden; vermeldt zij geen begunstigde, dan geldt zij als chèque aan toonder (art. 182 W.v.K.). Een orderchèque kan worden overgedragen door endossement en overgifte (art. 191 W.v.K.), een toonderchèque door overgave van het stuk (art. 668 B.W.).De trekker of houder van een chèque kan haar kruisen door twee evenwijdige lijnen te plaatsen over de voorzijde er van. Bevat zij tussen deze lijnen geen nadere aanwijzing, dan noemt men de kruising algemeen; de chèque kan dan alleen worden betaald aan een bankier of aan een cliënt van de betrokkene. Bevat zij tussen de lijnen de naam van een bankier, dan noemt men de kruising bijzonder; in dit geval kan de betaling slechts geschieden aan deze of, is hij de betrokkene, aan een zijner cliënten. Een bankier mag een gekruiste chèque slechts in ontvangst nemen van een zijner cliënten of van een andere bankier.

De algemene kruising kan worden veranderd in een bijzondere; het omgekeerde kan niet (artt. 214 en 215 W.v.K.). De kruising vermindert de circulatiemogelijkheid, doch tevens het gevaar, dat zij door onbevoegden wordt misbruikt. De gekruiste chèque stamt uit Engeland. Verhindering van schade doordat de chèque in onbevoegde handen is geraakt, is mede het doel van de verrekeningschèque, waardoor men tevens het muntloze geldverkeer beoogt te bevorderen; deze wordt gekenmerkt door de vermelding in schuinse richting op de voorzijde „in rekening te brengen” of een dergelijke uitdrukking, die ten gevolge heeft, dat het verboden is de chèque in baar geld te betalen.

De chèque mag de betrokkene dan slechts aanleiding geven tot een boeking in het tegoed van de rechthebbende (art. 216 W.v.K.)

De chèque wordt in Nederland geregeld in het W.v.K. (artt. 178-229 d). Met bankiers worden hier gelijkgesteld alle personen of instellingen, die in hun werkzaamheid regelmatig gelden ter onmiddellijke beschikking van anderen houden fart. 229 a bis W.v.K.). Deze regeling steunt op een convention portant loi uniforme sur les chèques, gesloten te Genève op 19 Mrt 1931 tussen een groot aantal landen en in werking getreden op 1 Jan. 1934. De bepalingen dezer eenvormige wet werden in het W.v.K. ingelast op 1 Juli 1934 door de wet van 17 Nov. 1933, Stbl. 613 (zie K.B. van 4 Mei 1934, Stbl. 228), nadat bij de wet van 17 Nov. 1933, Stbl. 611, het genoemde verdrag was goedgekeurd.

Tot dit verdrag zijn Engeland en de V.S. niet toegetreden.

Op dezelfde 19de Mrt 1931 werden te Genève nog twee andere chèqueverdragen gesloten: een „convention destinée à régler certains conflits de lois en matière de chèques” en een „convention relative au droit de timbre en matière de chèques”; Nederland is ook tot deze twee verdragen toegetreden met een grote reeks andere landen; zij zijn goedgekeurd bij de reeds genoemde wet van 17 Nov. 1933, Stbl. 611. Het eerste trad in werking op i Jan. 1934, het tweede op 29 Nov. 1933. Tot het eerste zijn Engeland en Amerika niet toegetreden; tot het tweede Engeland wel, Amerika niet. Dit laatste verdrag verbiedt om de geldigheid der chèqueverbintenissen afhankelijk te stellen van de inachtneming van fiscale zegelbepalingen.

Art. 229 d bis bepaalt, dat de chèquevoorschriften uit het W.v.K. niet toepasselijk zijn op postchèques, voor zover de algemene maatregelen van bestuur, vastgesteld ter uitvoering van art. 22 der Postwet voor deze chèques een regeling geven. De hierin vervatte regeling wijkt op verschillende punten af; de postchèque kan bijv. niet worden gekruist en heeft een normale omlooptijd van 14 dagen. Aanbieding aan een verrekeningskamer geldt niet als aanbieding ter betaling, gelijk dit wel het geval is met een gewone chèque (art. 208 W.v.K.). Als verrekeningskamers zijn aangewezen die bij De Nederlandsche Bank te Amsterdam, haar bijbank te Rotterdam en haar agentschap te ’s-Gravenhage (art.

I K.B. van 2 Mrt 1936, Stbl. 242). Zij dienen tot onderlinge verrekening der hierbij aangeslotenen (zie A. Boon in W.P.N.R. 3458).

PROF. MR R. P. CLEVERINGA

Lit.: F. G. Scheltema, Wissel- en chèquerecht, 3de dr. (1938), blz. 13-17, 410-479; G. Zevenbergen, Leerb. v. h.

Nederl. recht der order- en toonderpapieren (1935), blz. 241-274; Molengraaff, Leidraad bij de beoef. v. h. Ned. handelsrecht, I, 8ste dr. (1947), blz. 420-442, 463-464.

< >