stad en vesting met grote marinetuighuizen, in het Engelse graafschap Kent, ten O.Z.O. van Londen, aan de Medway, 17 km boven de monding, is met Rochester samengebouwd. Zij telt (1947) 40710 inw.
De stad is onregelmatig gebouwd en heeft o.m. kalkbranderij en steenindustrie. Aan de oostzijde ligt het grote Arsenaal, de Royal Doek Yard, dat aan de landzijde door een rij forten wordt beschermd, welke ook de wijk Brompton insluiten. Chatham is ook de standplaats van de Royal Engineers (genietroepen).Op de terreinen van het arsenaal bevinden zich verschillende oorlogsmonumenten. Het grote arsenaal, waaraan de stad haar betekenis dankt, werd in 1588 door koningin Elizabeth gesticht.Tocht naar Chatham
(19-24 juni 1667) noemt men de vermaarde aanslag op een aantal in de Medway of Rivier van Rochester opgelegde Britse oorlogsschepen, welke tijdens de Tweede Engelse Oorlog (1665-1667) door een Nederlandse vloot onder De Ruyter werd ondernomen ten einde de vredesonderhandelingen te Breda tot een snel en voor de Republiek gunstig einde te brengen. Met het denkbeeld van een inval in de Theemsmond had De Ruyter reeds in de Eerste Engelse Oorlog (16521654) kennis gemaakt, toen zijn chef, Maarten Harpertsz Tromp, het plan om de in de rivier gevluchte schepen van de bij Dungeness verslagen Blake te vernietigen eerst had opgegeven, nadat de loodsen het met klem hadden ontraden. De eigenlijke ontwerper echter van de tocht naar Chatham was niet De Ruyter, doch de stoutmoedige en met zeemansblik begaafde raadpensionaris Johan de Witt, die een dergelijke onderneming waarschijnlijk reeds in 1653 had voorgestaan en die in Oct. 1665 als regerings gevolmachtigde op ’s Lands vloot te zamen met zijn collega’s en met De Ruyter het Koningsdiep, de voornaamste vaargeul van de Theemsmond, had opgelood. Na de roemrijke Vierdaagse Zeeslag (11-14 Juni 1666) bracht hij dan ook alles voor een overval op de nog niet herstelde vijandelijke scheepsmacht en voor een oproerverwekkende invasie in gereedheid, doch de tegenstand der loodsen en de tijdige alweermaatregelen der Engelsen weerhielden De Ruyter van de uitvoering der plannen.
Eerst een jaar later werd De Witt’s „dessein” verwezenlijkt, dank zij zijn eigen grondige voorbereiding, de moedige leiding van zijn broeder Cornelis, toenmaals gedeputeerde ter zee, en het soldaat- en zeemanschap van De Ruyter’s gezagvoerders en matrozen.
Twee dagen nadat de Nederlandse vloot op 17 Juni 1667 aan de ingang van het Koningsdiep ten anker was gegaan, zeilde een eskader van 17 oorlogsschepen, 5 gewapende jachten en een aantal branders de Theems binnen onder aanvoering van de luitenant-admiraal Willem Joseph baron van Ghent, die Cornelis de Witt aan boord had, de vice-admiraal Johan de Liefde en de schout-bij-nacht David Vlugh, en op de dag, nadat het fort Sheerness aan de mond der Medway door Jan van Brakel en enige andere kapiteins was veroverd en vernietigd, de 22ste Juni, voer men — inmiddels nog versterkt — met gunstige wind en springvloed naar de beoogde Britse schepen, die door een aan palen en vlotten gespannen ketting met kustbatterijen aan de uiteinden werden beschermd. Vlak achter de ketting lagen de Carolus Quintus, de Matthias, de Monmouth en het koninklijke admiraalsschip de Royal Charles; wat verder de als zinkschip bedoelde Mary, die, verkeerd aan de grond geraakt, nog juist een vaargeul vrijliet, en nog meer stroomopwaarts verscheidene grote bodems, waarvan de vlaggeschepen de Royal Oak, de Royal London en de Royal James de voorste waren. Vóór de ketting lagen een paar zinkschepen, benevens het fregat Unity, waarmede de vooruitgezonden schepen van kapitein Thomas Tobyas in strijd geraakten, toen zij de weg voor het eskader wilden banen. Daar zij hun aanval niet doorzetten, deed een kapitein uit de achterhoede, de bovengenoemde Jan van Brakel, het aanbod de doorgang met zijn schip van 40 stukken, gesteund door twee branders, te forceren, en inderdaad veroverde hij de Unity op snelle wijze, waarna de brander Pro Patria van Jan Daniëlsz van de Ryn — althans volgens de gangbare lezing — de ketting aan stukken zeilde en de Matthias in de lucht deed vliegen.
Nu tastten de overige branders, de jachten en de uitgezette sloepen en boten de andere Britse schepen aan en deden tevens onder Van Brakel’s leiding de kustbatterijen door beschieting ontruimen. Slechts één bodem, de Monmouth, wist aan vernietiging of verovering te ontsnappen, doch de Carolus Quintus, waarvan de bemanning grotendeels door Van Brakel gevangen werd genomen, verbrandde, evenals de Mary, en op de door Tobyas Bartholomeus Jacobsz en De Liefde in bezit genomen Royal Charles berichtte Cornelis de Witt het behaalde succes onmiddellijk aan de Heren Staten.
De volgende dag werden, mede onder leiding van de inmiddels op het strijdtoneel aangekomen De Ruyter, de drie stroomopwaarts liggende vlaggeschepen verbrand, hoewel de aanval daarop wegens de zware kustverdediging aan de steeds smaller wordende rivier als hoogst gevaarlijk moest worden beschouwd. Om deze en andere redenen besloot men dan ook op 24 Juni naar de Theemsmond terug te keren, tot grote teleurstelling van Johan de Witt, die — gelijk latere pogingen bewezen, ten onrechte — de mogelijkheden tot verdere actie niet uitgeput achtte. Het morele effect der expeditie bleek echter reeds zo groot, dat de vrede op 31 Juli merendeels volgens de wensen der Staten werd getekend.
Talrijke lofdichten, afbeeldingen en huldeblijken aan de deelnemers getuigen van het opzien, dat het vermetele wapenfeit in binnen- en buitenland heeft gebaard. Het wapenschild van de in 1673 gesloopte Royal Charles bevindt zich in het Rijksmuseum te Amsterdam.
DR J. K. OUDENDIJK
Lit.: J. C. de Jonge, Gesch. v. h. Ned. zeewezen, 2de dr., 5 dln (Haarlem 1858-1862); J. G.
Mollema, Gesch. v. Nederland ter zee, 4 dln (Amsterdam 1939-1942); J. K. Oudendijk, Jolian de Witt en de zeemacht (Amsterdam 1944).