Frans wiskundige (Dieuze, Lotharingen, 24 Dec. 1822 - Parijs 14 Jan. 1901), werd in 1869 hoogleraar in de analyse aan de École polytechnique en in de hogere algebra (later ook in de integraalrekening en de functietheorie) aan de Sorbonne. Zijn hoofdwerkzaamheid lag op het gebied der elliptische en abelse functies, die hij uit zuiver analytisch oogpunt bestudeerde; de arithmetische en algebraïsche theorie der vormen werd door hem in belangrijke mate ontwikkeld, waarbij hij het gebruik van continue variabelen bij arithmetische problemen in toepassing bracht; hij loste de algemene vergelijking van de vijfde graad door elliptische functies op en bewees (in 1873) de transcendentie van het getal e*.
Ook de theorie der lineaire differentiaalvergelijkingen werd door hem in nieuwe banen geleid.Bibl. : Sur la division des fonctions abéliennes ou ultra-elliptiques (1843) ; Sur la théorie des transcendantes à différentielles algébriques (1844); Sur la théorie des fonctions elliptiques (1849); Mémoires sur la décomposition d’un nombre en 4 carrés (1853); Extraits de deux lettres à Mr. Jacobi (1846); Sur la théorie des formes quadratiques ternaires indéfinies (1854); Théorie des équations modulaires et la résolution de l’équation du 5-me degré (1859); Cours d’analyse (1873) ; Œuvres (3 dln, uitgegeven door E. Picard, 1905).