Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 23-01-2023

Charles FOURIER

betekenis & definitie

(François Marie), Frans utopistisch socialist (Besançon 7 Apr. 1772 - Parijs 8/9 Oct. 1837), verloor in de Revolutie zijn vermogen en bereisde daarna als handelsreiziger een groot deel van Europa. Grote indruk maakte het op hem, toen hij eens op last van zijn handelshuis een grote partij rijst moest vernietigen in het belang van de prijsstijging van dat artikel.

In 1808 schreef hij zijn hoofdwerk: Théorie des quatre mouvements et des destinées générales, waarin hij tegenover de toenmalige maatschappij met haar „arbeidsverspilling der geïsoleerde huishoudens, haar verbrokkeld eigendom en haar onsamenhangende arbeid” het beeld ontwierp van een associatieve orde, waarin de verschillende onderdelen der menselijke neigingen en hartstochten zich vanzelf zouden te zamen voegen in ries en die weer in phalanxen of phalanstères: immense productie-, verbruiks- en levensgemeenschappen. Door de dood van zijn moeder kreeg Fourier de beschikking over een klein inkomen, waardoor hij zich betrekkelijk onbezorgd kon wijden aan de verdere uitwerking van zijn idee. Zo verscheen in 1822: Théorie de l’Unité universelle. In 1825 kreeg hij enige aanhangers o.a. Victor Considérant, die hem aanmoedigde tot een eenvoudige omwerking van zijn geschriften. Deze verscheen in 1829 onder de titel Le nouveau monde industriel et sociétaire. Zijn laatste jaren, versomberd door het gebrek aan belangstelling, dat zijn ideeën vonden, door de onverschilligheid der liberalen voor de noden der volksklasse en door de polemieken met de andere socialistische secten, bracht hij door te Parijs. Hij schreef er: Pièges et charlatanisme des sectes de Saint-Simon et Owen. In 1832 stichtte hij een eigen tijdschriftje: La réforme industrielle ou le Phalanstère, dat tot 1834 bestond en later door Considérant werd voortgezet.Bibl.: Œuvres complètes (6 dln, Paris 1840-1848).

Lit.: Godin, Ch. F. et les expériences fouriéristes aux Etats Unis (Revue socialiste 1889); Considérant, F.’s System der sozialen Reform (1906) ; Bebel, F. (3de dr. 1907) ; A. Alhaiza, F. et sa philosophie sociétaire (Paris 1911); A. Lafontaine, F. (Paris 1911); G. Nicolai, La conception de l’évolution sociale chez F. (Paris 1911); E. Silberling, Dictionnaire de sociologie phalanstérienne, guide des œuvres complètes de F. (Paris 1911); H. Bourgin, F., contribution à l’étude du socialisme français (1905); Ch. Gide, Fourier, précurseur de la coopération (1922-1923); M. Friedberg, L’influence de Ch. F. sur le mouvement social contemporain en France (1926) ; M. Lansac, Les conceptions méthodologiques et sociales de Ch. F., leur influence (1926); Käte Asch, Die Lehre Ch. Fouriers (1914); R. Arnaud et R. Maublanc, F., 2 dln (1937) ; W. Wessel, Ch. F. als Vorläufer der modernen Genossenschaftsbewegung (1929).

< >