(Grieks, enkelvoud charis = wat vreugde geeft), in de Griekse mythologie de verpersoonlijking van schoonheid, vreugde en liefelijkheid in de natuur en in het mensenleven, oorspronkelijk 1 godin (Aglaia), later gewoonlijk 3: Aglaia (glans), Euphrosyne (vrolijkheid) en Thaleia (bloeiend geluk; in het Latijn Thalia). In de poëzie en de beeldende kunst golden deze namen; in de cultus ook vele andere. Volgens Hesiodos was haar vader Zeus, haar moeder Eurynome, een dochter van Okeanos en Tethys.
Haar meest beroemde heiligdom was te Orchomenos, waar een feest te harer ere ’s nachts plaats vond onder zang en dans. In Rome werden zij Gratiën (Gratiae) genoemd; zij zijn daar echter niet in de cultus opgenomen, des te meer in de beeldende kunst en de poëzie. In oorsprong zijn de Charites godheden van de aarde, die de zegen der vruchtbaarheid geven. Vele reliëfs en beelden tonen afbeeldingen der Charites, soms om een zuil.
In oudere tijd werden zij gekleed voorgesteld; op latere afbeeldingen daarentegen naakt, tot een groep verenigd, de armen dooreengestrengeld. Ook moderne beeldhouwers (bijv. Canova en Thorwaldsen) hebben haar afgebeeld.