Kasembe of Loenda was een negerstaat in het binnenland van Zuid-Afrika tussen 90 en 10° Z.Br., welke in 1891 als deel van Rhodesia Engels werd. De hoofdstad is Loenda of Loecenda, aan de brede Môforivier, zetel van de heerser of cazembe, naar wie het rijk genoemd was.
De bevolking bestond uit inboorlingen (Messira) en veroveraars (Campocolo) en was verdeeld in de heersende adellijken en slaven. De Cazembers zijn zwart van huid, hebben lang, gekroesd of gevlochten haar, levendige ogen, een rechte neus en dunne lippen. Hun woningen zijn van bamboe en door tuinen omringd. Krijgsgevangenen en ook slaven werden er aan de geesten der overleden koningen geofferd.
Er was destijds reeds enige landbouw (cassave, bataten, maïs, negerkoren, aardnoten en palmolie) en enige nijverheid (katoenweverij enz.). De handel (een voorrecht des konings) bepaalde zich tot slaven, ivoor, malachiet en koper. Reeds in 1798 werd de hoofdstad door Lacerda bezocht, en in 1831 berichtten de Portugese reizigers Monteiro en Gamitto er nader over, evenals in 1867 Livingstone.