stad der Samnieten aan de Via Appia, beroemd wegens de naburige bergpassen, de Caudijnse passen (Furculae Caudinae) genaamd, waar de Samnieten het Romeinse leger hebben ingesloten in de 1ste Samnietische oorlog in 321 v. Chr.
De aanvoerder der Samnieten had een valse tijding gezonden, dat de Samnieten de stad Luceria in Apulië belegerden. De Romeinse consuls rukten nu van Calatia daarheen op. Toen zij in de twee opeenvolgende Caudijnse passen bij Mojano gekomen waren en door de eerste waren gegaan, bezetten de Samnieten deze, terwijl de tweede door versperringen was afgesloten. De Samnieten boden, toen de Romeinen geen uitweg zagen, vrede aan op voorwaarde, dat de Romeinen het Samnietisch gebied zouden ontruimen en het leger onder het juk zou doorgaan.
Het laatste geschiedde, maar de eerste voorwaarde werd door de senaat niet bekrachtigd en de consul, die het verdrag gesloten had, werd aan de vijand uitgeleverd. De slag bij Caudium bleef een smaad in de Romeinse geschiedenis, hoewel de oorlog werd voortgezet. Men zoekt het terrein thans in de vlakte van Caudium zelf, tussen twee passen, niet meer in een der bergpassen.Lit.: Livius IX 2 vlgg. Voor de terreinbepaling: Nissen, Der Caudinische Frieden (in Rhein. Museum XXV, 1870, 1 vlgg.); DeSanctis, Storia dei Romani II, 1907, 309 vlgg.; J. Kromayer, Drei Schlachten, Abh.
Sachs. Ges. 34,1921, nr 5; E. T. Salmon, The Pax Gaudina, in: Journ.
Rom. Studies, dl 19 (1929), 12.