L. is de naam van een plantengeslacht uit de familie der Palmen, dat 8 soorten omvat, die in Oost-Indië veel voorkomen. De bomen hebben een vrij hoge, geringde stam, dubbelgevinde bladeren met afgeknotte, aan de voorrand onregelmatig ingesneden blaadjes, grote bloemtrossen en roodachtig zwarte bessen. C. urens L. groeit in de Indische Archipel.
Van de vezels vervaardigt men allerlei voorwerpen: touw, manden, hoeden, borstels, bezems enz. en de wollige zelfstandigheid der bladstelen dient tot het kalfateren van schepen. Het vaste hout is voor timmerhout zeer goed te gebruiken. Verder wordt er een soort palmwijn uit vervaardigd en van het merg brood bereid. C. Rumphiana Mart. onderscheidt zich van de voorgaande soort door het ontbreken van uitlopers.
Deze bomen zijn een sieraad onzer broeikassen en eisen een temperatuur van 16-20 gr. C., in de zomer veel en in de winter weinig water.