is de in de wolindustrie gebruikte (verwerpelijke) term om uit wollen lompen en afval van wolfabrieken teruggewonnen (geregenereerde) wolvezels aan te duiden en dus niet een kunstmatige textielvezel zoals melkwol (z caseïnevezels) e.d. die wol zou moeten imiteren. Goede termen zijn geregenereerde (teruggewonnen) wol, lompen- of scheurwol.
Deze grondstof wordt verkregen door uiteenrafelen en andere mechanische processen, terwijl voor cellulosehoudende lompen bovendien carboniseren nodig is. Vaak ontkleurt men de lompen. Geregenereerde wol is uiteraard inferieur aan wol, doch het is niet altijd gemakkelijk om deze twee mengsels te onderscheiden. Aanwijzingen zijn de mechanische beschadiging (slijtage, breuk, versplinteringen), de veel kortere gemiddelde vezellengte en de ongelijkmatige kleur van lompenwol (doordat lompen van verschillende kleur, lichte en donkere, in één ontkleuringsbad behandeld worden).