noemden zich de leden van de Carboneria, een genootschap (of eigenlijk vele genootschappen), dat in Italië in de eerste helft der 19de eeuw een grote rol speelde in de vrijheids-en eenheidsbeweging. De naam is niet geheel zeker, maar heeft zeker niet oorspronkelijk iets te maken met de Carbonari of kolenbranders uit de wouden van Calabrië, hoewel zij wel eens de schijn daarvan hebben aangenomen om zich tegen de vervolging door de regering te vrijwaren.
De naam charbonniers komt al in de 18de eeuw voor in Franche-Comté, waar het een soort knechtsgilde was, dat min of meer revolutionnaire bedoelingen had en zich daarom voordeed als een godsdienstig genootschap ter herinnering aan Christus’ passie. Aan de daarbij gebruikte ritus en uit de geheimzinnigheden bij elke samenzweerdersvereniging, onder vervolging ontstaan, ontlenen de Carbonari hun gebruiken grotendeels, vandaar reeds hun overeenkomst met de vrijmetselaars. Ook zij kenden leertijd (noviciaat), eed bij het lidmaatschap, inwijding, strenge tucht en verborgenheid der leiders, die een pseudoniem aannamen.Hun eerste optreden in Italië vinden wij in 1802 onder de militairen van lagere rang, die zich tegen de Franse overheersing wilden verzetten. Tegenover Napoleons despotie ontwikkelde zich hieruit een algemeen Italiaans verlangen naar onafhankelijkheid en vrijheid, dat vanzelf republikeins getint was ; het werd steeds meer nationalistisch, vooral in Zuid-Italië, later ook sterk in Noord-Italië. Het was een eigenaardige mengeling van republikeinse en liberaal-monarchale gevoelens, vaak anticlericaal, maar ook had de lagere geestelijkheid (ontevreden over de hogere en over Napoleons optreden tegen de Kerk) er deel aan, overigens kwamen de leden meest uit de kleine burgerij; ook behoorden er vele intellectuelen toe en die gaven aan de beweging een karakter van „terug tot de antieken”. Als dragers van de vrijheidsgedachte, bestrijders van de traditie en van de geestelijkheid als macht, waren ook vele vrijmetselaars er lid van; de gemeenschappelijke vervolging, waaraan beide bewegingen van de zijde der vorsten (ook na 1814) blootstonden, bracht haar bovendien tot elkaar; ook de paus veroordeelde beide tegelijk.
De Carbonari hadden een meer militaire organisatie, maar ontleenden vele ceremoniën aan de maçonnerie.
Na 1810 werden de Carbonari actiever, na de val van Napoleon en het herstel van de oude despotie in alle landen van Italië, met de felste reactie, en de verbrokkeling van Italië werd het meer bepaald een genootschap van voorstanders der nationale eenheid en constitutionele regeringsvorm, hetzij monarchaal of republikeins. De slechte economische toestanden brachten vele maatschappelijk geruïneerden tot hen, de vervolging van alle liberalisme voerde hun allerlei ballingen toe, die in het geheime genootschap bescherming vonden.
Alle onlusten tussen 1815-1848 werden geleid door de Carbonari, speciaal de revoluties van 1820 in Napels, Turijn en Milaan (z Italië, geschiedenis). Zij werden toen steeds meer revolutionnair en steeds heftiger vervolgd, zodat in 1830 de zetel van het hoofdbestuur van Napels naar Londen en Parijs moest worden verlegd. Na 1848, toen de eenheidsbeweging meer officieel werd en het romantische niet meer zo’n aantrekkingskracht uitoefende, kwijnde de beweging. Alleen op het eiland Sicilië heeft zij nog lang bestaan als een separatistische beweging tegen het overwicht van Napels.
Ook in Frankrijk heeft het Carbonarisme voet gevat, ca. 1820, en een aantal militaire opstanden werd door deze beweging uitgelokt. Ze verloren echter haar bestaansreden en belang na de revolutie van 1830.
DR H. A. ENNO VAN GELDER
Lit.: O. Dito, Massoneria, Carboneria ed altre società segrete nella storia del risorgimento italiano (Torino-Roma 1905); V. La ba te, Un decennio di Carboneria in Sicilia (1821-’31) (Roma 1909); R. Soriga, Gli inizi della Carboneria italiana, in: II Risorgimento italiano (Torino 1925); A.
Luzio, La massoneria e il risorgimento italiano (Bologna 1925); G. Leti, Carboneria e massoneria nel risorgimento italiano (Genova 1926); G. Bourgin, La formation de l’unité italienne (Paris 1929).