Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 28-12-2022

CAMALDULENSER MONNIKENORDE

betekenis & definitie

ontleent haar naam aan Camaldoli en wordt ook wel Romualdijner monnikenorde genoemd, naar haar stichter, de heilige Romualdus.

Deze nieuwe stichting maakt deel uit van de zgn. separatistische bewegingen in de Benedictijner groep, welke onder Oosterse invloeden (bedevaarten naar het H. Land, hernomen handelsbetrekkingen met Constantinopel, Kruistochten) — over Zuid-Italië heen — het Westers monnikenwezen, in zijn drang naar hervorming, onder de betovering brengen van het boete- en kluizenaarsideaal van deBasilianen en Grieks-Byzantijnse eremieten. Die bewegingen deden zich vooral voor in Italië tijdens en sedert de 11de eeuw. Zij beoogden het apostolisch ideaal met het eremitisme te verenigen.

Het kloosterleven was Romualdus niet voldoende, als anachoreet wilde hij een hogere trap van volkomenheid bereiken en verzamelde leerlingen, voor wie hij kloosters oprichtte.In 1012 trok hij ter bekering van de heidenen met 24 broeders naar Hongarije. Naar Italië teruggekeerd, bleek het hem, dat de tucht in de kloosters, door hem gesticht, niet meer zo nauwgezet werd nagestreefd als vroeger. Hij begon in 1018 met vijf kluizenaars te Camaldoli een streng kluizenaarsleven, terwijl hij in vele opzichten de Benedictijner regel nog verscherpte (onthouding van wijn, zwijgen, enz.). Van hier ging hij naar Sitria bij Sasso-Ferrato, later naar Val di Castro.

Dank zij Petrus Damiani, die niet lang na 1040 het leven van Romuald beschreef, werd Camaldoli tot middelpunt van een in 1072 door paus Alexander II bevestigde congregatie verheven, die 9 nederzettingen telde. De Ordeleden stonden onder de prior van Camaldoli als hun „major” en woonden afgezonderd in kluizen, die zij slechts verlieten, om gemeenschappelijk te bidden. Hun voedsel bestond uit water en brood en tweemaal per week een weinig groente; het eten van vlees was hun verboden. Gedurende de Vasten namen zij een zwijgen van 40 dagen in acht.

Ter onderscheiding van de Benedictijnen droegen zij een witachtig gewaad met een witte gordel en scapulier; vandaar dat zij ook wel Witte Benedictijnen genoemd werden. De vierde „major”, de heilige Rudolf, verzachtte in 1080 de regel der orde; hij beperkte het vasten en het zwijgen, stond het gemeenschappelijk eten toe, enz. De bouw van een klooster tot herstel voor oude en zieke Camaldulenser monniken was oorzaak van de scheiding in Anachoreten-Camaldulensers en Coenobieten-Camaldulensers, die weer in Observanten en Conventualen verdeeld werden. In 1520 stichtte Paolo Giustiniani de Camaldulenser congregatie van Monte-Corona.

In haar bloeitijd verviel de orde in vijf congregaties (17de/18de eeuw), elk met een eigen generaal (major) en eigen reglementen, met 2000 monniken. De Camaldulenser monniken hebben zich voor de zending, de wetenschap en de kunst verdienstelijk gemaakt. Tegenwoordig bestaan er, in de drie overgebleven congregaties, nog slechts enige kloosters, hoofdzakelijk in Italië, met tot in de laatste jaren een tweehonderdtal monniken.

De in 1086 door de heilige Rudolf gestichte Orde der Camaldulenser Coenobieten heeft nog kloosters te Florence en te Rome. Paus Gregorius XVI was een Camaldulenser.

Lit.: Heimbucher, Die Orden und Kongregationen der kath. Kirche, t. I, 1933, blz. 315-320; Camaldules in: Revue bénédict. t. IV, 1887, blz. 356-363; Dict. de théol. cath., t.

I2, 1905, kol. 1423-^431 ; Lexik. für Theol. u. Kirche, t. V, 1933, kol. 761-762.

< >