term, die in de vulkanologie gebruikt wordt en afkomstig is uit het Portugees (Spaans = caldera) en ketel betekent. Op de Azoren en op de Canarische eilanden worden de kraters in het algemeen caldeira, resp. caldera genoemd, of zij nu groot zijn of klein.
In de vulkanologie is echter de term caldeira ingeburgerd alleen om zeer grote kraters aan te duiden. Typische caldeira’s zijn min of meer cirkelvormige depressies op een vulkaan, met gewoonlijk vrij vlakke tot zeer vlakke bodem met een middellijn van kilometers en vrij steile wanden (45° en meer, maar nooit tot 90°). Hoe veelvuldig dit soort van vulkanische inzinking ook is, er wordt over het ontstaan veel gestreden, zodat van een Caldeirabrobleem gesproken wordt. Ook de Indische archipel bevat talrijke caldeira’s, hetgeen sedert 1916 de aanleiding voor Nederlandse vulkanologen werd om zich intensief met dit probleem te bemoeien (Wing Easton, 1916, B.
G. Escher, C. G. S.
Sandberg, R. W. van Bemmelen, C. A. van den Bosch). Bekende caldeira’s aldaar zijn: Rindjani op Lombok, middellijn 4$ km, Batoer op Bali, 12 km, Tengger op Java, 8 km, Idjen op Java, 16 x 20 km.
In Japan komen nog grotere caldeira’s voor, bijv. Aso op Kioesioe, 18 x 25 km. De vorming van caldeira’s in historische tijd is slechts weinig voorgekomen. Ca 1500 v.
Chr. moet de caldeira van Santorin zijn gevormd. De best bekende caldeiravorming is die van Krakatau in 1883. In 1912 ontstond de caldeira van de Katmai in Alaska. Dacht men vroeger dat caldeira’s ook door explosie konden ontstaan, tegenwoordig zijn de meeste vulkanologen het er over eens, dat de caldeira’s door instorting gevormd worden en gaat de strijd in hoofdzaak om de oorzaak van de instorting.Lit.: Howel Williams, Calderas and their Origin. Univ. Cal. Pub!.
Buil. Dep. Geol. Sci., 25 (6) (1941).