Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 28-12-2022

CANARISCHE EILANDEN

betekenis & definitie

(Mas Canarias), in de Oudheid Insulae fortunatae (gelukzalige eilanden) geheten, is een eilandengroep in de Atlantische Oceaan aan de westkust van Afrika, ten W. van het zuidelijk deel van Marokko gelegen. De eilanden liggen 90 km (Fuerteventura) tot 300 km (Palma) uit de kust, tussen 27° 30' en 290 30' N.Br. en 130 17' en 180 10' W.L. v.

Gr., en strekken zich in een 556 km lange boog uit. Bestaande uit een zevental grotere en verschillende kleinere eilanden, vormen zij te zamen een Spaanse provincie (opp. 7496 km2). De grotere eilanden zijn: Ferro (of Hierro), Palma, Gomera, Tenerife, Gran Canaria, Fuerteventura en Lanzarote, de kleinere: Graciosa, Alegranza, Santa Clara, Lobos en Rorca.De eilanden verheffen zich in steile vulkanische massa’s tot een aanzienlijke hoogte; de zee tussen de onderscheiden eilanden bereikt eveneens een grote diepte (tot 1000 m). De westelijk van de 15de graad gelegen eilanden Gran Canaria, Tenerife, Gomera, Palma en Ferro zijn van jongere vulkanische oorsprong; de Pico de Teyde op Tenerife bereikt een hoogte van 3700 m, de Pico de la Cruz op Palma 2356 m. Zij zijn alle met dichte wouden bedekt, de oostelijk gelegen eilanden Fuerteventura en Lanzarote daarentegen dor en boomloos. Hier zijn uitgestrekte vlakten bedekt met zand.

Ook zijn laatstgenoemde twee eilanden veel lager dan de meer westelijk gelegen eilanden; Fuerteventura bereikt slechts een hoogte van 840 m, Lanzarote van 680 m. De lavastromen (bazalt, andesiet en phonoliet) worden afgewisseld door tuflagen (Toscalos), die gemakkelijk verweren en aanleiding geven tot interessante holenvorming. Op Palma, Fuerteventura en Lanzarote (dat een lange rij van kraters uit 1730-1737 vertoont) treft men ook oudere gesteenten, zoals diabasen aan. Groot is het aantal uitgedoofde askegels met grote kratermondingen en de lavavelden (Malpais of Volcanos), die dikwijls zeer goed van water voorzien en zeer vruchtbaar zijn, wanneer dikke lagen vulkanische as er over uitgespreid liggen.

De vulkanische uitbarstingen en aardbevingen, waarvan de eilanden meermalen te lijden hadden (in het bijzonder Lanzarote), zijn tegenwoordig zeldzamer geworden; Palma met de beroemde Caldera en het Barranco had de laatste uitbarsting in 1677 en 1678, Tenerife in 1798, Lanzarote met de nog zwak werkzame Montana de Fuego (530 m) in 1824. De piek van Tenerife heeft nog slechts een zwakke solfatara.

Gomera en Gran Canaria zijn het meest waterrijk. De beken, die in de zomer de zee niet kunnen bereiken, kunnen dan slechts door een kunstmatig stelsel van urenlange, tot aan de gebergten zich uitstrekkende waterleidingen gebruikt worden. Het klimaat is mild en gezond, vooral voor lijders aan borst- en zenuwziekten zeer weldadig en behoort tot de meest gelijkmatige op aarde. Zeewinden temperen de hitte; sneeuw en ijs zijn in de bewoonde dalen onbekend.

Van Nov. - Mrt valt regen, in Mrt staan de gewassen in volle bloei, in Apr. wordt in de kuststreken het koren geoogst. Zomer en herfst zijn droog en de hemel is dan wolkenloos. De hoeveelheid neerslag op Tenerife (Lagua) bedraagt 550 mm (waarvan van Oct.Apr. 520 mm). In Sept. en Oct. bedraagt de temperatuur gemiddeld 30 gr.

C.; dit zijn de heetste maanden: de laagste temperatuur in de winter is ongeveer 10 gr. C.

De eilanden bezitten een rijke endemische flora, die door haar oricaceeën en andere altijd-groene struiken een Westeuropees karakter draagt, maar tegelijkertijd door haar woudvormende, altijdgroene lauraceeën en Afrikaanse planten een eigenaardige vorm daaraan geeft. Dank zij de klimatologische omstandigheden kan bijna iedere plant of boom gedijen, zoals koffie, dadelpalm, suikerriet, banaan, sinaasappel, cactus en drakenboom. Er komen vele variëteiten varens en mossen voor.

De enige inheemse zoogdieren zijn twee Europese soorten van vleermuizen. De landvogels (ca 200 soorten) dragen vrijwel geheel het Europees karakter; ongeveer de helft broedt op de eilanden. Niet-Europees zijn boek- en goudvink, een groot soort duiven, rode patrijs en de kanarie. Er zijn talrijke hagedissen, duizendpoten en schorpioenen.

De marine fauna telt meer Europese dan Afrikaanse soorten en zelfs komen enige specifiek Amerikaanse soorten voor. De kabeljauw, die bij deze eilandengroep voorkomt, evenaart die van Newfoundland in kwaliteit. De enige zoetwatervis is de aal.

De bevolking (761 266 zielen) bestaat uit een gemengd ras van Spanjaarden met de oorspronkelijke bewoners, de Guanchen faan de Berbers verwant), en een gering aantal andere immigranten. Slechts op Gran Canaria komen enige Negerdorpen voor. De voornaamste middelen van bestaan van de bevolking vormen landbouw, veeteelt, visserij en scheepvaart. Door de grote majoraten, het drukkende pachtstelsel en de zware belastingen is de welvaart niet groot.

Vroeger was wijn (Camriesect) een van de voornaamste producten van de eilanden, doch ongeveer een eeuw geleden vernietigde de druivenziekte de wijnbouw geheel en al; sedert 1870 echter neemt de productie weder toe. De wijndruif, hoofdzakelijk voorkomende op Tenerife, groeit tot 609 m. De vroeger bloeiende cochenilleteelt is ook in betekenis achteruitgegaan. Belangrijk is de verbouw van tomaten, aardappelen, tabak, suikerriet, groenten, fruit, bananen.

Deze laatste met tomaten en aardappelen vormen de voornaamste uitvoerproducten.

De enige delfstof die gewonnen wordt is puimsteen (Tenerife). De niet zeer belangrijke industrie levert slechts zijden en wollen stoffen, borduurwerk, grof linnen, sigaren en sigaretten.

De Atlantische Oceaan tussen de eilandengroep en de Afrikaanse kust is één van de beste visgronden ter wereld, wat kwaliteit en kwantiteit betreft. De vangst wordt gedroogd, gezouten en ingeblikt ter markt gebracht.

De handel is toegenomen sedert in 1852 de eilanden (Ferro uitgezonderd) tot vrijhavens werden verklaard. De voornaamste invoerproducten zijn: steenkolen, wijnen, olie, petroleum, meststoffen, textiel, cement, hout, ijzer, staal en meel. Tussen de afzonderlijke eilanden bestaat een druk verkeer. Regelmatige diensten onderhouden de verbinding met het moederland en andere Europese havens.

De voornaamste havens zijn: La Luz, de haven van Las Palmas op Gran Canaria, en Santa Cruz de Tenerife. De eilanden staan door middel van kabels en draadloze stations in verbinding met het buitenland.

De Canarische eilanden worden bestuurd door een gouverneur, die te Santa Cruz verblijf houdt; de eigenlijke bestuursmacht berust in naam in handen van de militaire bevelhebber, die eveneens te Santa Cruz de Tenerife zetelt. Administratief zijn de eilanden verdeeld in twee divisies, nl. Santa Cruz de Tenerife en Las Palmas; elke divisie is weer onderverdeeld in 3 districten. De eilanden zijn verder in de bisdommen Las Palmas en San Christobal de la Laguna, die beide onder de aartsbisschop van Sevilla staan, verdeeld.

Voor de hogere standen bestaan goede scholen; de volksontwikkeling is echter slecht. Het muntstelsel is dat van het moederland. Het metrieke stelsel van maten en gewichten is het officiële, maar oude Spaanse maten en gewichten zijn daarnaast nog in zwang.

H. A. BOMER

De Canarische eilanden waren reeds vroeg bekend aan de Romeinen door de tocht van Juba van Mauretanië in 40 v. Chr.; zij werden zeker door Moorse kooplui in de 12de eeuw bezocht, maar hun eigenlijke ontdekking valt toch pas in 1334, toen een uit de koers geslagen Frans schip hier landde. Veroverd werden de eilanden eerst in 1402 door Gadifer de la Salie en Jean de Béthencourt; de laatste werd door Castilië als heer over de archipel erkend. Hierop volgde een eeuw van twisten over het bezit tussen Portugal en Castilië, die in 1479 bijgelegd werden door de erkenning van het Spaans gezag, maar in 1484 slechts eindigden door de feitelijke verovering door de Castilianen; pas in 1495 had men ook Tenerife bezet.

Lit.: J. Pitard en L. Proust, Les iles Canaries (Paris 1909); A. Samler Brown, Madeira, Canary Islands and Azores (16de dr., London 1927); P- Margry, La conquête et les conquérants des iles Canaries (Paris 1896); Berthe lot, Antiquités canariennes (Paris 1879); Mi 11 ar es, Historia general de las islas Canarias (Las Palmas 1882-95, 8 dln).

Canarische stroom

koude zeestroom, stroomt in N.Z. richting ten W. van Portugal. Het is een compensatiestroom ter aanvulling van het door de N.O.-passaat van de Afrikaanse kust als Noordequatoriale driftstroom westwaarts weggevoerde water zeestromen).