of Kalkspaat is een mineraal met de scheikundige samenstelling CaC03, dat in de skalenoëdrische klasse van het hexagonale stelsel kristalliseert. De rhombische modificatie van CaC03 heet aragoniet (z dimorfie).
Het is om verschillende redenen een der merkwaardigste mineralen. In de eerste plaats om de grote rijkdom van kristalvormen. In 1899 kende Goldschmidt reeds 175 verschillende liggingen van vlakken van calcietkristallen ten opzichte van de kristallografische assen, en in zijn atlas der kristalvormen zijn 2662 verschillende combinaties dezer vlakken afgebeeld, die aan calciet waargenomen zijn. Calciet is zeer goed splijtbaar volgens de drie richtingen van de drie paar evenwijdige vlakken van een bepaald rhomboëder, dat het grondrhomboëder van calciet genoemd wordt.
Dat wil dus zeggen, dat welke der 2662 verschillende kristalvormen van calciet wij ook voor ons hebben, het steeds de drie splijtingsrichtingen van het grondrhomboëder vertoont. Sommige calcietkristallen hebben de vorm van het grondrhomboëder, d.w.z. de begrenzingsvlakken lopen dan evenwijdig met de splijtvlakken, maar daarnaast treedt het mineraal in steilere en vlakkere rhomboëders op. Een andere eenvoudige vorm van calciet is die van een zeszijdig prisma, dat door eindvlakken begrensd wordt, een derde hoofdvorm het hexagonale skalenoëder, steiler en minder steil, en voorts de schier eindeloze reeks van combinaties dezer hoofdvormen en van enige andere.In de tweede plaats is calciet het mineraal, dat de sterkste dubbele breking vertoont. Bekijkt men een punt door een splijtingsstuk van calciet, dan ziet men twee punten. Laat men één smalle bundel lichtstralen door een splijtingsstuk van calciet vallen, dan treden twee lichtbundels naar buiten. Door calciet ziet men alles dubbel.
Slechts aan volkomen kleurloze, heldere kristallen is dit verschijnsel duidelijk waar te nemen.
Deze heldere variëteit wordt dubbelspaat of IJslands spaat genoemd, omdat aan kristallen uit Ijsland de dubbele breking ontdekt is, en wel in 1669 door de Deen Erasmus Bartholinus en beschreven in Erasmi Bartholini Experimenta crystalli islandici disdiaclastici quibus mira et insolita refractie detegitur. Dat was het begin van de bestudering der natuurkundige eigenschappen van kristallen. Christiaan Huyghens heeft in zijn Traité de la lumière (Leiden 1690) de verhouding der voortplanting der be.de uittredende stralen uitvoerig behandeld, nadat hij daarover in 1678 in de Academie van Parijs een mededeling had gedaan. Aan de splijtbaar heid van calciet heeft hij beschouwingen vastgeknoopt over de bouw van dit kristal uit kleine deeltjes, die het begin vormen van de studie van de structuur der kristallen.
Geen enkel mineraal vertoont in zo sterke mate het verschijnsel der dubbele breking, zodat slechts calciet gebruikt wordt om polarisatie prisma’s (o.a. van Nicol) te vervaardigen. Ofschoon over de gehele aarde calciet gevonden wordt, is er maar één enkele vindplaats bekend, waar het mineraal in voldoend grote en heldere kristallen voorkomt om er polarisatie-prisma’s van te maken, dat is de vindplaats op Ijsland. De groeve schijnt vrijwel uitgeput te zijn, zodat polarisatie-prisma’s in prijs toenemen en in afmetingen afnemen. Dit heeft er toe geleid, dat men is gaan zoeken naar kunstproducten die de polarisatie prisma’s zouden kunnen vervangen.
Hierin is men slechts ten dele geslaagd in de zgn. polaroid-plaatjes, die niet kleurloos zijn en die voor het fijne mineralogische en petrologische werk nog ten achter staan bij de polarisatie prisma’s van calciet. De brekingsindex van calciet bedraagt in de richting van de c-as 1,6583, in die richting treedt geen dubbele breking op, in alle andere richtingen wel. Loodrecht daarop bedraagt de brekingsindex voor de gewone straal eveneens 1,6583, voor de buitengewone straal i ,4864, zodat de dubbele breking 1,6583 — 1,4864 = 0,1719 bedraagt.
In de derde plaats is calciet merkwaardig, omdat het op talrijke manieren verschillende gesteenten vormt. Compacte kalksteen bestaat uit ontelbare calcietkristalletjes evenals marmer, dat grover van korrel is. Talrijke kalkstenen, die uit kalkskeletten van dieren gevormd zijn (Koraalkalk, Echinodermenkalk, Schelpkalksteen, Krijt), bestaan uit calcietkristallen. Travertijn en druipsteen bestaan eveneens uit calciet. Calciet is dus de grondstof waaruit een belangrijk gedeelte der sedimenten is opgebouwd.
PROF. DR B. G. ESCHER.