Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 07-02-2022

DIMORFIE

betekenis & definitie

(1, zoologisch), d.i. Twee-vormigheid, betekent, dat binnen dezelfde diersoort 2 vormen dus 2 groepen van individuen op-treden, die constant in bepaalde kenmerken van elkaar te onderscheiden zijn.

Het meeste komt sexuele dimorfie voor, berustend op het verschil tussen mannetje en wijfje. Reeds bij de ééncelligen (z oerdieren) ziet men verschil tussen macroen microgameten. De eerste zijn vrouwelijk te noemen en zijn groot en weinig beweeglijk. De microgameten zijn mannelijk, klein en zeer beweeglijk.Zij zoeken de macrogameten voor de bevruchting op. De meercelligen zijn dimorf door het bezit van mannelijke of vrouwelijke geslachtsorganen. Behalve door dit „primaire” in de bouw van de geslachtsorganen gelegen verschil wijken mannetje (dj en wijfje (9) vaak door secundaire geslachtskenmerken van elkaar af. Dit verschijnsel treedt nog niet op bij de Ééncelligen (Protozoa), de Holtedieren (Coelenterata), de Stekelhuidigen (Echinodermata) en de Weekdieren (Mollusca). Bij Wormen (Vermes) komt het een enkele maal voor, bij de Geleedpotigen (Arthropoda) vrij veel en meest bij de Gewervelde dieren (Vertebrata). Deze secundaire geslachtskenmerken zijn zeer verschillend.

Soms houden zij verband met de geslachtelijke functie. Zo zijn bij sommige Schaaldieren (bijv. sommige roeipootkreeften) de voorste antenne en een poot van het borststuk (thorax) bij de mannetjes tot grijporganen uitgegroeid, die het wijfje bij de copulatie vastklemmen. De achterlijfspoten van het wijfje doen soms dienst om de eieren vast te houden (bijv. tienpotige kreeften). Grijporganen vindt men ook bij veel insectenmannetjes. Een ander secundair geslachtskenmerk is het verschil in grootte. Bij parasitaire Kreeften zijn de mannetjes soms zeer klein (dwergmannetjes) en hangen als een kleine parasiet aan het wijfje (bijv. sommige roeipootkreeften).

Het grootteverschil tussen g en 9 kan zeer frappant zijn bijv. bij de raderdieren en in nog sterker mate bijv. bij een met de ringwormen verwante vorm, Bonellia viridis, bij welke het gereduceerde g nauwelijks één mm lang is. Dit leeft parasitair in het inwendige van het 9, dat ongeveer 15 cm lang is. Verschil in grootte treft men ook bij de insecten aan. Meestal is het mannetje kleiner, soms ook groter, bijv. bij veel bijen en wespen. De mannetjes bezitten vaak inrichtingen om geluid voort te brengen (krekels) en onderscheiden zich ook we van de wijfjes door rijkere kleuren. Bij de gewervelde dieren zijn veel bekende voorbeelden van geslachtsdimorfie.

Men denke aan het kleurenverschil bij Vissen en Vogels, aan de kammen van salamandermannetjes, aan het verschil in gewei, horens, beharing en grootte bij de Zoogdieren. Een extreem geval van dimorfie onder de Gewervelde dieren vindt men bij sommige diepzeevissen (fam. Cera-tiidae), waar het dwergmannetje met de mond op verschillende plaatsen van de huid van het 9 is vastgegroeid.

Weer anders is de dimorfi’ in verband met de sociale functie. Zo treft men bij de bijen twee soorten van wijfjes aan: de vruchtbare koninginnen en de onvruchtbare werksters. Ook bij de mieren zijn er gevleugelde vruchtbare wijfjes en ongevleugelde onvruchtbare wijfjes. Ten slotte kent men nog de „seizoendimorfie” vooral van tropische vormen. Zo is Kallima (bladvlinder) in het droge jaargetijde bleker en groter dan in het natte jaargetijde. Van veel andere vlinders kent men een dergelijk verschijnsel.

Een geheel andere vorm van dimorfie is de dimorfie van opeenvolgende generaties. Afwisselend kunnen twee verschillend gevormde generaties elkaar opvolgen, bijv. bij de Holtedieren (Coelenterata), poliepen en kwallen (z generatiewisseling).

PROF. DR J. E. W. IHLE

(2, mineralogie) is de eigenschap van bepaalde scheikundige verbindingen om in twee verschillende mineralen op te treden. Zo komt CaC03 voor in de vorm van calciet (kalkspaat), dat in de hexagonaal skalenoëdrische klasse kristalliseert en in de vorm van aragoniet, dat tot de pyramidale klasse van het rhombische stelsel behoort. In de scheikunde wordt hetzelfde verschijnsel bij de elementen allotropie genoemd. Dimorfie is een bijzonder geval van polymorfie*.

< >