vaak ten onrechte Apennino Calabrese genoemd, neemt het Calabrische schiereiland tot aan kaap Spartivento geheel in. Door het dal (hoogste punt 250 m) van Catanzaro, tussen de golven van S.
Eufemia en van Squillace, wordt het in tweeën verdeeld. De noordelijke helft, La Sila geheten, is een ruw, bosrijk gebergte, dat in de Botte Donato een hoogte van 1930 m bereikt; het heeft de grootste eikenwouden van Zuid-Europa. Aan de kust van de Tyrrheense Zee vormt een smal, hoog gebergte (Monte Coccuzzo 1542 m) de verbinding tussen de Apennijnen en het Calabrisch gebergte. De zuidelijke helft is een brede langgerekte keten, die in het zuideinde zich tot een hoogte van 1958 m verheft in de massieve berggroep van de Aspromonte met de Montalto, en dan steil afdaalt naar de Straat van Messina.