in het Hebreeuws Gebal, is de naam van een overoude stad in Phoenicië, 30 km ten N. van Beiroet, op een heuvel aan de zee gelegen, tegen de helling van de Libanon; vandaar de benaming „bergstad”. De oorspronkelijke naam was gablu, „berg”; hieruit ontstond de Griekse vorm bublu, geschreven Byblus, ook Biblus — waaruit het woord biblion „boek” en ten slotte ons „Bijbel” afgeleid is.
Het blijkt, vooral ook uit de jongste Franse opgravingen (1921 -’24), dat Byblus reeds in het 4de millennium v. Chr. het belangrijkste handels- en scheepvaartcentrum was van de gehele Syrische kust. Er was in Byblus een grote Egyptische nederzetting met een reusachtig paleis; Osiris werd er vereerd, de Osirismythe speelt voor een belangrijk deel in Byblus. Dat nauwe contact tussen Egypte en Byblus blijkt ook op handelsgebied te hebben bestaan; lang vóór 3000 v.
Chr. brachten grote zeeschepen kostbare oliesoorten, reukwerk en vooral cederstammen naar Egypte. Die culturele en mercantiele betrekkingen duurden voort ook tijdens het „Nieuwe Rijk” in Egypte (2de millennium). Er stond voorts een prachtige Adonistempel. Een groot aantal El Amarna-brieven (ca 1400) zijn afkomstig uit Byblus.
Ook in de volgende eeuwen wordt Byblus herhaaldelijk vermeld in Egyptische, Assyrische en Hebreeuwse bronnen. De inwoners stonden bekend als bekwame werkers in hout en steen en als ervaren zeelieden (Ezech. 27 :9). Byblus had eigen heersers, die later aan de Perzen schatplichtig waren, en behoorde in de Diadochentijd nu eens tot Egypte, dan weer tot Syrië. Later was het de zetel van een bisschop.
In 1103 werd Byblus door de Kruisvaarders, in 1188 door Saladijn, daarna weder door de Franken en eindelijk door de Turken veroverd.PROF. DR G. J. THIERRY
Lit.: H. Gressmann, Zeitschr. für alttestam. Wissensch. (1925), 225; en vooral M. Dunand, Fouilles de Byblos (Paris 1939); P.
Montet, B. et l’Egypte (Paris 1929).