(1, scheepsbouw) is een bergplaats voor brandstoffen aan boord van schepen. Het woord is afkomstig uit het Engels en tegenwoordig veel in gebruik in plaats van het Nederlandse ruim, dat wel zijn betekenis als bergplaats in algemene zin behouden heeft.
Kolenbunkers (of kolenruimen) worden gevuld door openingen in het dek die waterdicht afsluitbaar zijn en geledigd door openingen, die uitkomen op de stookplaatsen der ketelruimen, en die eveneens waterdicht gesloten moeten kunnen worden. Op koopvaardijschepen treft men meest een „shoot” aan, een schacht met schuine bodem, waar men de kolen in laat vallen, waarna ze vanzelf door de bodem naar de diverse bunkers geleid worden. De shoot is op de hartlijn van het schip gelegen en bedient stuur- en bakboord-bunkers tegelijkertijd. Hij is door luiken met presennings waterdicht af te sluiten.Oliebunkers (of olieruimen, ook olietanks genoemd) worden door pijpleidingen gevuld en geledigd. Dit laatste door speciale brandstofpompen, die zowel de olie naar de branders der ketels kunnen voeren, als haar van een bunker naar een andere overbrengen.
Kolenbunkers dienen voorzien te zijn van ontluchtingsopeningen en temperatuurskokers, waar men een thermometer in kan laten zakken ter controle der temperatuur om tijdig het ontstaan van broei te kunnen bemerken.
Oliebunkers moeten ontluchtingen en peilpijpen bezitten, zodat men de graad van vulling kan nagaan. Ook moeten zij voorzien zijn van stoomspiralen, om de olie voldoende dun-vloeibaar te houden. Eindelijk zijn ze voorzien van slingerschotten om het heen en weer lopen van de inhoud bij zeegang te beperken; dit is nodig voor het onderhouden van een goede stabiliteit van het schip. Zo nodig wordt de verbruikte olie door zeewater aangevuld (verdringingstanks).
Kolenbunkers zijn dwarsscheeps gelegen of/en langsscheeps als zijbunkers. Op oorlogsschepen gebruikt men ze als onderdeel der bescherming, en legt ze in de anti-torpedogordel, en ook achter het gordelpantser en op het pantserdek. Op al die plaatsen helpen ze het effect van projectielen te verzwakken.
Oliebunkers worden vrijwel uitsluitend als bescherming gebruikt als onderdeel van de antitorpedogordel in oorlogsschepen. Ze worden in handelsschepen zoveel mogelijk in de dubbele bodem ondergebracht, maar ook wel in dwarsscheepse tanks.
Kleine vaartuigen hebben heel vaak losse tanks voor olieberging met als voordeel dat bij huidbeschadiging geen water in de tanks komt en olie weglekt.
IR R. F. SCHELTEMA DE HEERE
(2, militair) valt onder het begrip kazemat en bedoelt als zodanig een op zichzelf staande versterking van min of meer beperkte afmetingen. In onderling verband gebouwd en opgesteld kunnen enige bunkers een steunpunt vormen in
een verdedigingslinie, terwijl meerdere steunpunten met tussengelegen afzonderlijke bunkers een verdedigingsgordel of zone vormen bij kustverdediging of ter beveiliging van een bepaalde landstrook. Zo vormden bij de Maginotlinie in Frankrijk, de Siegfriedlinie in Duitsland en de uit Wereldoorlog II zeer bekende Atlantikwall de bunkers de cellen van het gehele verdedigingsstelsel.
In de vluchtige versterkingskust worden bunkers gebouwd met tijdelijke middelen, meestal aardwerken met een geraamte van hout en een grondbedekking rustende op een zoldering van rondhout of spoorstaven. Dergelijke bunkers geven afhankelijk van de dikte der grondbedekking in de regel alleen beveiliging tegen scherfwerking en zijn niet bestand tegen voltreffers van middelbaar en zwaar geschut en ook niet tegen voortgezet vuur uit licht geschut. Voor bomvrij onderkomen van enige duur zijn zware constructies nodig, zodat bij duurzame versterkingen de bunkers worden opgetrokken uit gewapend beton met zeer zware muren en bovendekking.
De kleinste bunker is de zgn. pillbox, waarin als regel slechts een enkele mitrailleur met bediening opstelling vindt. De grotere bunkers hebben behalve de opstellingsplaats voor de vuurmond en bijbehorende mitrailleurs vaak ook nog afzonderlijke vertrekken voor opslag van munitie en legering van het personeel.
Het gebruik van bunkers beperkt zich niet tot gedekte gevechtsopstellingen van geschut of mitrailleurs, doch voor legering van personeel en opslag van voorraden worden vaak eveneens afzonderlijke bunkers ingericht, terwijl ook uitgebreid toepassing vinden de zgn. commandobunkers, waarin het gehele ingewikkelde bevelsapparaat van een linie of stelling met zijn verbindingsorganen wordt ondergebracht. In het laatst van Wereldoorlog II werden met het oog op het toegenomen luchtgevaar grote woonbunkers gebouwd, in Nederland o.a. te Amsterdam en Zeist en ten behoeve van het Hoofdkwartier van de „Wehrmachtsbefehlshaber in den Niederlanden” het complex „Rüdelsheim” te Hilversum. Vermelding verdient ook de in de vesting Clingendaal te ’s-Gravenhage gebouwde woon- en werkbunker ten behoeve van de „Reichskommissar”, welke de vorm had van een grote boerderij. In deze bunkers bevonden zich woon- en werkvertrekken, badkamers, W.C.’s, keukens en archiefruimten alsmede machinekamers voor watervoorziening, electrisch licht en luchtverversing.
GEN. MAJ. D. A.
VAN HILTEN.