Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 28-12-2022

BUNKEREN

betekenis & definitie

(zeewezen) is een aan het Engels (z bunker, scheepsbouw) ontleende term voor brandstofladen, welke vnl. bij de koopvaardij in gebruik is, terwijl de marine als regel de Nederlandse uitdrukking gebruikt. Toen de mechanische voortstuwing in de zeescheepvaart haar intrede deed, was ze aanvankelijk bedoeld als hulpinrichting, bijv. bij windstilte; weldra echter werd het stomen regel en daarmee kwam reeds spoedig het vraagstuk van de brandstofvoorziening naar voren.

Tot in het begin van onze eeuw werden de stoomschepen, welke voor lange reizen bestemd waren, nog steeds van een hulpzeiltuig voorzien. Dit vloeide in de eerste plaats voort uit de nog betrekkelijke onbetrouwbaarheid van de machine-installaties en verder uit de moeilijkheid om altijd over een voldoende hoeveelheid steenkolen te kunnen beschikken. Zoals duidelijk is, moet, wil men een economisch schip hebben, de bunkercapaciteit zo laag mogelijk gehouden worden, daar elke verkleining daarvan de nuttige laadruimte (koopvaardij) en gewicht (marine) ten goede komt. Het resultaat was dan ook wel, dat men zeer lange trajecten op de machines niet halen kon, of dat bij andere gelegenheden door slecht weer, tegenstroom en dergelijke, de brandstof verbruikt was, voordat men de bestemmingshaven bereikt had.

In die gevallen kon het zeiltuig gebruikt worden. Wanneer het zeiltuig in een zo slechte toestand verkeerde, dat het niet meer gebruikt kon worden, werden dekken, masten enz., kortom al het hout aan boord, dat niet uiterst noodzakelijk was, uitgebroken en gebruikt als brandstof voor de ketels.Ten einde aan deze moeilijkheden tegemoet te komen, werden geleidelijk op de belangrijke knooppunten van de internationale scheepvaartroutes kolenstations ingericht. Enige van de zeer bekende waren Perim aan de ingang van de Rode Zee en Sabang aan de ingang van Straat Malakka. Om ook de oorlogsvloten van verschillende landen een grotere actieradius te geven, werden voorts op verschillende strategische punten, welke voor de handel van geen belang waren, eveneens kolenstations ingericht, bijv. op de Falklands-eilanden.

Het aan boord nemen van deze bunkerkolen werd op verschillende manieren uitgevoerd. Te Port Said kwam de kolenlichter langszij en dan werden de brandstofruimen als het ware door een lopende band gevuld, waarbij de kolen in manden op de rug gedragen werden. Wanneer het schip langszij van een kade gemeerd is, wordt nog in vele plaatsen gebruik gemaakt van kruiwagens, al treft men deze manier van kolen laden in de moderne havens slechts zelden meer aan. Daar wordt meestal gebruik gemaakt van een grijper en soms ook wel van een kolenstort. Een belangrijk nadeel van deze nieuwe methode is het geweldige stuiven van het kolenstof.

Brandstofladen op zee kwam wel eens voor, doch beperkte zich gewoonlijk tot bijzondere gevallen. In Wereldoorlog I waren bijv. enige schepen van de Kon. Paketvaart Mij in dienst van de Kon. Marine om de Nederlandse vloot op elk gewenst punt in de Indische Archipel van de nodige kolen te kunnen voorzien.

Aangezien bij dit bunkeren de schepen langszij van elkaar moesten vastmaken, moest dikwijls verstoomd worden om lij te krijgen van de kust, of geruime tijd gewacht worden op kalme zee en goed weer.

Een belangrijke verbetering in de brandstofvoorziening trad in, toen de olie haar intrede deed als brandstof voor de scheepsvoortstuwing; dit was vooreerst van grote betekenis voor de bunkercapaciteit. De calorische waarde van olie en steenkool verhouden zich als 10 : 8, daarbij heeft olie het grote voordeel, dat een tank met olie geheel gevuld kan worden, terwijl met steenkool altijd een ruimteverlies optreedt. Bovendien wordt de brandstofvoorziening veel eenvoudiger, door de wijze waarop olie aan boord gebracht kan worden. Wanneer een schip in een haven langszij van een kade brandstof moet laden wordt een buigbare rubber- of stalen slang aan de walaansluiting vastgemaakt en het andere eind van deze slang aan de scheepsaansluiting.

Door de verschillende afsluiters te openen en een pomp bij te zetten wordt nu de brandstof in de daarvoor bestemde ruimte gepompt. Ligt een schip ten anker, dan komt een olielichter langszij om de brandstof aan boord te pompen.

Bij dat bunkeren langszij kan er, indien de olie met een grote snelheid gepompt wordt, statische electriciteit optreden en een spanningsverschil ontstaan tussen de laadslang en de aansluiting, dat soms zo groot is, dat een vonk overspringt, wat uiterst gevaarlijk kan worden. Om dit te voorkomen wordt een koperen geleider bevestigd aan de scheeps- en de walaansluiting.

Terwijl aan het laden van steenkolen op zee grote moeilijkheden verbonden zijn, is dit voor olie veel eenvoudiger. De afgelopen oorlog heeft geleerd, dat het vaarbereik van oorlogsschepen voor wat de brandstof betreft practisch onbeperkt is. In de smaldelen van een oorlogsvloot zijn daartoe meestal één à twee tankers opgenomen. Het overpompen van de brandstof geschiedt meestal al voortstomende en kan op verschillende manieren plaatsvinden, het voordeligst is die waarbij brandstof wordt overgenomen terwijl de schepen blijven doorstomen; alsdan wordt uiteraard minder tijd verloren en is het gevaar om door een onderzeeboot te worden aangevallen en getorpedeerd aanmerkelijk geringer dan indien het bunkeren stilliggend geschiedt.

LUIT. TER ZEE II B. B. BAKKER.

< >