is de naam van een geslacht, herkomstig uit de streek van Brunswijk welks leden in het begin der 11 de eeuw opduiken als keizerlijke gezagsdragers in een groot deel van het huidige Noord-Nederland (graafschappen Oostergo, Westergo, Staveren, Isselgo. Sedert het midden der ii de eeuw tevens nog in de graafschappen Hunsingo en Fivelgo).
Slechts van enkele vorsten uit dit geslacht zijn bijzonderheden bekend: van Egbert I, die in 1068 het markgraafschap Meissen wist te verwerven, en vooral van zijn zoon en opvolger Egbert II, die, alhoewel neef van keizer Hendrik IV, herhaalde malen tegen deze in opstand is gekomen en zich in 1089 zelfs tot tegenkoning heeft opgeworpen. In 1089 tot rijksvijand verklaard, sneuvelde hij nog hetzelfde jaar. Met hem stierf het geslacht der Brunonen uit. Het merendeel zijner graafschappen werd door de keizer aan het bisdom Utrecht geschonken.Lit.: H. Böttger, Die Brunonen (Hannover 1865).