(het Romeinse commodatum) is een overeenkomst, waarbij de ene partij, de uitlener, aan de andere, de bruiklener, een bepaalde zaak tijdelijk om niet ten gebruike geeft, terwijl de bruiklener zich verplicht diezelfde zaak, na een zekere tijd, terug te geven (NEDERLANDS B.W., artt. 1777—1790)- Zij ontstaat door overgave van de zaak; wèl kan men vooraf bindend overeenkomen, dat de ene partij aan de andere de zaak in bruikleen zal geven, maar zolang de overgave niet heeft plaatsgehad is er nog geen bruiklening. De bruiklener krijgt de eigendom der zaak niet, evenmin het eigenlijke bezit in streng burgerrechtelijke zin: hij bezit de zaak in naam van de uitlener en heeft alleen tegenover deze een persoonlijk recht, om de zaak gedurende de bepaalde of de voor het gebruik nodige tijd te behouden en die te gebruiken overeenkomstig het doel, bij de terleengeving bepaald, of anders het gebruik te hebben, hetwelk de aard der zaak medebrengt.
Daarna moet de lener de zaak teruggeven. Het grootste verschil met de verbruiklening is, dat de bruiklener niet de eigendom der geleende zaak verkrijgt omdat hij dezelfde zaak moet teruggeven. Bruiklening geschiedt om niet, in tegenstelling met huur.De bruiklener is gehouden, als een goed huisvader, voor de bewaring en het behoud van het goed te zorgen en is, zo hij dat niet doet, tot schadevergoeding verplicht. Voor verlies door toeval of overmacht wordt hij aansprakelijk, indien hij het goed gebruikt tot een ander doel of gedurende een langere tijd, dan hij behoorde te doen.
Heeft de zaak een gebrek, waaruit voor de bruiklener schade ontstaat, bijv. het lenen van een paard, door een besmettelijke ziekte aangetast, dan kan de uitlener tot vergoeding der schade gehouden zijn.
PROF. MR H. R. HOETINK
Lit.: Asser - P. W. Kamphuisen, Bijzondere Overeenkomsten (1948), blz. 611-628.
De BELGISCHE wetgever heeft de bruiklening geregeld bij de artt. 1874-1891 van het B.W. Onder bruiklening, ook nog commodaat geheten, wordt verstaan: het contract waarbij de ene partij, de lener, aan de andere partij, de ontlener, een zaak levert om ze te gebruiken, onder verplichting voor deze laatste om die zaak terug te geven na gebruik (art. 1875).
De typische kenmerken er van zijn dat het eerstens een zakelijk contract is, en dus slechts voltrokken nadat de zaak aan de ontlener werd afgegeven; dat het tweedens een eenzijdig contract is, daar alleen de ontlener er door verbonden wordt; en dat ten derde volgens art. 1876 van het B.W. deze lening uiteraard kosteloos geschiedt.
De lener blijft eigenaar van het geleende goed (art. 1877 B.W.). De lener is gehouden de in bruikleen uitgeleende zaak slechts terug te nemen na de overeengekomen tijd, of, bij gebrek aan overeenkomst, nadat zij gediend heeft voor het gebruik waarvoor zij ontleend werd (art. 1888). Heeft hij het goed dringend en onvoorziens nodig, dan mag hij het dadelijk terugvorderen en kan de rechter (art. 1889) naar gelang van de omstandigheden de ontlener verplichten het hem terug te bezorgen.
De bruiklening mag niet worden verward met de rerbruiklening of eenvoudige lening, waar het geleende goed wèl mag verbruikt worden mits de ontlener even zovele zaken van gelijke soort en hoedanigheid teruggeeft als hij ontving (art. 1892).
PROF. DR A. KLUYSKENS.