Pruisisch staatsman (Koningsbergen 28 Jan. 1872), was aanvankelijk boekdrukker, werd daarna leider der Oostpruisische landarbeidersbeweging, in 1913 tot lid van de Rijksdag verkozen, in 1919 tot lid van de Nationale Vergadering, die de Grondwet van Weimar samenstelde, waarin hij een levendig aandeel nam. In Nov. 1918 werd hij tot Pruisisch minister van Landbouw gekozen, in Mrt 1920 tot minister-president van Pruisen, van welke plaats hij in Apr. 1921 voor Stegerwald moest wijken, maar waar hij in hetzelfde jaar terugkwam, toen de „grote coalitie” het bewind ging voeren.
Tegen Marx was hij candidaat voor het Rijkspresidium; echter Hindenburg werd tot Rijkspresident gekozen. In 1925 was hij opnieuw minister-president, welk ambt hij tot Juli 1932 bekleedde, toen Rijkskanselier von Papen hem van zijn ambt vervallen verklaarde. Daarna kwam de zaak voor het Hooggerechtshof te Leipzig, dat de Rijkskanselier gedeeltelijk in het gelijk stelde.Braun was een van de krachtigste figuren van de Weimar-republiek. Terwijl andere Duitse staten reeds met het nationaal-socialisme heulden, was Pruisen tot het laatste ogenblik een republikeins bolwerk. Zijn vroegtijdige vlucht naar Zwitserland — op de dag van de laatste vrije Duitse verkiezingen (5 Mrt 1933) — bracht echter de nekslag toe aan de Duitse sociaal-democratie.