Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 26-08-2022

Branting, karl hjalmar

betekenis & definitie

Zweeds staatsman (Stockholm 23 Nov. 1860 - 24 Febr. 1925), was oorspronkelijk sterrenkundige, doch wijdde zich sedert 1883 aan de sociaal-democratische propaganda. Hij werd de leider der partij (1889).

Op het voorbeeld van de Duitse sociaal-democratie bewerkte hij, dat de Zweedse vakverenigingen zich nauwer aan de sociaal-democratische partij aansloten. De hoofdactie van de Zweedse socialisten richtte hij op de verovering van het algemeen kiesrecht. Van 1887-1917 was hij hoofdredacteur van Social-Demokraten te Stockholm, sedert 1897 lid van de Tweede Kamer, tot 1902 als enige sociaal-democraat. In 1905 streed hij tegen de nationalisten voor de vreedzame beslechting van het geschil met Noorwegen, hetgeen hem gelukte. Gedurende de volgende jaren leidde hij de demonstratieve werkstakingen voor het algemeen kiesrecht. Tijdens Wereldoorlog I was hij voorstander van Zwedens neutraliteit, ofschoon hij zelf in tegenstelling met de publieke opinie in zijn land meer Entente-gezind was.

In 1917 werd hij minister van Financiën in een liberaal-socialistisch kabinet, dat in 1918 het algemeen kiesrecht en daarmee verband houdende democratische hervormingen in de grondwet doorvoerde. Van de internationale socialistische Conferentie te Stockholm in 1917 voor het herstel van het contact tussen de Arbeiderspartijen in de oorlogvoerende landen was hij voorzitter. Het initiatief tot de conferentie was echter van Troelstra uitgegaan en Branting’s houding tijdens de bijeenkomst was niet altijd gelukkig. In 1919 was hij voorzitter van het Congres der Tweede Internationale te Bern. In dat jaar vertegenwoordigde hij zijn land op de Volkenbondsvergadering. Tijdens het conflict over de Ålands-eilanden met Finland in 1919 en 1921 was het wederom Branting, die een matigende invloed op de politiek van zijn land uitoefende.

In 1920 was hij inmiddels leider van het eerste sociaaldemocratische kabinet geworden, dat echter maar kort bestond. In 1921 vormde hij weer een ministerie (tot 1923 in functie) en had hij de Nobelprijs voor de vrede gekregen. In 1922 werd hij lid van de Volkenbondsraad en hij had belangrijke invloed op de bijlegging van het Korfoe-incident tussen Italië en Griekenland en van het Engels-Turkse geschil over Mosoel. In 1924 vormde Branting zijn derde ministerie, dat als een zijner voornaamste punten ontwapening vooropstelde; hij moest echter in Jan. van het volgende jaar wegens ziekte aftreden.

< >