is een versterkte havenplaats in het Franse dep. Pas de Calais, gelegen aan het Kanaal en aan de mond der Liane en bestaande uit de onregelmatig gebouwde bovenstad en uit de nieuwe, fraaie en volkrijke benedenstad, het eigenlijke Boulogne-sur-Mer, de zetel van handel en industrie.
De stad telt (1936) 34.389 inw. Over de Liane liggen twee bruggen, die Boulogne verbinden met de voorstad Capécure, waar het havenbassin en de stations zijn. In het eerstgenoemde gedeelte vindt men het stadhuis, de Gothische kathedraal, het bisschoppelijk paleis, dat van Justitie en de citadel, waarin Lodewijk Napoleon in 1840 gevangen zat. Op een hoogte verheft er zich de „Colonne de la grande armée”, ter ere van Napoleon I en ter gelegenheid van het grote kamp bij Boulogne in 1804 verrezen. De rivier is door kaden enz. veranderd in een ruim havenbassin met sluizen en staat door een kanaal in verbinding met de buitenhaven, die door de dam Carnot en door kaap Gris Nez beschermd wordt. Bovendien heeft men een nieuw havenbassin aangelegd.
Handel en scheepvaart zijn sterk vooruitgegaan, doordat de haven steeds meer door buitenlandse scheepvaartmaatschappijen wordt aangedaan. Boulogne-sur-Mer is nu de vijfde handelshaven van Frankrijk. Als veerhaven heeft Boulogne een zeer druk reizigersverkeer met Engeland (duur van de overtocht naar Folkestone 2½ uur). Voorts is het een badplaats.De invoer (0,5 mill. ton) bestaat vnl. uit wollen stoffen, garens, jute en hout, mineralen, vis, en steenkool; de uitvoer (0,4 mill. ton), eveneens uit wollen stoffen, en verder vnl. uit lederartikelen, leer en vruchtenwijn. Van Boulogne uit wordt ook veel gedaan aan visserij op de Noordzee (haring, kabeljauw, makreel, oesters). De nijverheid levert er vooral cement, aardewerk, ijzerwaren, zeildoek enz.
Boulogne was reeds aan de Romeinen bekend als een uitmuntende haven onder de naam Portus Gesoriacus. Keizer Constantijn noemde haar Bononia, en ten tijde der Karolingen verkreeg zij de naam Bolonia en behoorde lange tijd tot Ponthieu, totdat zij in de 9de eeuw tot een zelfstandig graafschap Boulonais verheven werd. Na de dood van Karel de Stoute werd Boulogne in 1477 door Lodewijk XI aan Frankrijk gebracht. Door Hendrik VII van Engeland werd zij in 1492 belegerd, door Hendrik VIII in 1544 veroverd, maar in 1550 heroverden de Fransen haar. Napoleon I liet van 1803-1805 de haven verbeteren en vestingwerken aanleggen ter verdediging van de stad. Hier bereidde hij een aanval op Engeland voor, die echter moest worden opgegeven (1805).
In Wereldoorlog II werd Boulogne 24 Mei 1940 door de Duitsers bezet. Op 23 Apr. 1942 voerden de Engelsen een raid op de haven uit. Op 15 Sept. 1944 bereikten de Canadezen de stad, die door de Duitsers in een ware vesting was herschapen en door hen bleef bezet. De bezetting der Franse en Belgische havens maakte nl. een onderdeel uit van de stategische terugtocht der Duitsers: daardoor moesten immers de Geallieerden al hun aan- en afvoer over Cherbourg en de kunstmatige haven van Arromanches voeren. Dat gaf niet alleen moeilijkheden wat betreft de capaciteit dezer havens, maar ook werden de verbindingslijnen steeds langer, wat de aan- en afvoer ten zeerste bemoeilijkte. Vandaar dat de Canadezen dan ook alle haast maakten om de Kanaalhavens en speciaal ook Boulogne in handen te krijgen.
De stad hield het nog bijna drie weken uit; op 24 Sept. echter was hun dat gelukt. De havenwerken waren toen totaal verwoest. Ook de stad zelf, vooral het Z.W., was één puinhoop, de andere stadsdelen leden hevige schade. Dit lot trof ook de genoemde Colonne de la grande armée.
Lit.: P. Héliot, Hist. de Boulogne et du Boulonnais (Lille 1937).