Frans schilder (Honfleur 13 Juli 1824 - Parijs 8 Aug. 1898), was, na de vroege dood zijns vaders (1835), in een drukkerij te Le Havre werkzaam. Toen reeds ontving hij raad van Troyon en van Millet.
Met steun van de stad Le Havre, bekwaamde hij zich drie jaren te Parijs in portret- en landschapschilderen. Hierna vestigde hij zich te Le Havre. Hij is de schilder van voortreffelijke strand- en havengezichten. Zowel de bedrijvigheid in de grote havens en in de straten van kuststadjes, als de eenzaamheid van strand en zee, bekoorden hem. Bovenal is zijn fijnzinnige kunst een verheerlijking van het lichtspel in de lucht, op zeilen en golven. Geen heeft als hij het doorschijnende van de dampkring uitgedrukt. (Corot noemde hem „le Roi des Ciels”). Hij beschikte over een onvergelijkelijke weelde van donker violetachtige tot de lichtst zilverige grijzen.Met Jongkind is Boudin de voornaamste voorloper van het impressionnisme. Reeds in zijn leerjaren maakte hij te Honfleur gaarne vlugge pastelschetsen van wolkenluchten boven een horizon van water, waarop hij de plaats, de maand, het uur van ontstaan, soms zelfs de weersgesteldheid aangaf, waarbij zij op het papier werden geworpen. Hij heeft eerst de invloed van Corot en van Daubigny ondergaan, later die van Jongkind, met wie hij er vaak op uittrok om te schilderen. Hij heeft de roeping gewekt en is jarenlang de leermeester geweest van Claude Monet, die hem ten slotte op zijn beurt beïnvloedde. Zo vormt de kunst van Boudin de verbinding tussen twee grote tijdperken der Franse landschapschilderkunst: dat van de Barbizonschool en dat van het impressionnisme. Hij heeft verschillende reizen naar Nederland en naar België gemaakt. Te Dordrecht (1889) en te Antwerpen (1871) heeft hij maanden gewoond.
Lit.: G. Cahen, Eugène Boudin, sa vie et son œuvre (Paris 1900); Jean-Aubry, Boudin (Paris 1922). Louis Cario, Boudin (Paris 1928; met uitgebr lit. opg.).