Duits nationaal-socialist (1900 - waarschijnlijk gesneuveld Berlijn 1 Mei 1945), werd in 1924, als behorend tot het vrijcorps Rossbach, tot een jaar gevangenisstraf veroordeeld wegens deelneming aan een politieke moord. Het jaar daarop werd hij lid van de N.S.D.A.P., doch hij trad niet eerder op de voorgrond dan in 1941 na de vlucht van Hess, van wiens staf hij chef was, doch die hij toen reeds uit de kring van Hitler’s naaste raadgevers had weten te verdringen.
Hij werd toen benoemd tot chef van de partijkanselarij. Ook toen nog trad hij niet naar voren, maar oefende zijn invloed en intriges achter de schermen uit. Ten gevolge van dit schijnbare gebrek aan eerzucht en door zijn voortdurende aanwezigheid (hij nam dezelfde vreemde dag- en nachtindeling aan als Hitler) had hij het volledige vertrouwen van de „Führer”, bij wie hij zijn rivalen door wel geplaatste insinuaties wist verdacht te maken. De partij, welker absolute meester hij was, bouwde hij in de oorlogsjaren weer op tot een onmisbaar instrument en een reusachtige mededingster van Himmler, wiens falen in het voorkomen van de aanslag van 20 Juli 1944 hij handig wist uit te buiten. In het laatste oorlogsjaar was hij bijna onbeperkt heerser in het binnenland (zijn macht bleef in laatste instantie — ook in werkelijkheid — nog steeds begrensd door de wilsvrijheid van de „Führer”) en werd hij politiek en organisatorisch leider van de „Volkssturm”. Tot in de laatste dagen van de oorlog bleef de stille, onwezenlijke strijd om de macht en de opvolging voortwoeden.
Enkele dagen voor de totale ineenstorting wist Bormann nog de val van Göring, reeds lang uit de gratie, maar formeel nog Hitler’s aangewezen opvolger, te bewerkstelligen. Op 1 Mei 1945 is hij bij een poging om uit Berlijn, dat reeds grotendeels in handen van de Russen was, te ontkomen, waarschijnlijk omgekomen. Aangezien men zijn dood echter nooit heeft kunnen bewijzen, werd ook hij opgenomen in de rij van heersers van het Derde Rijk, die in 1945-’46 voor het geallieerde militaire tribunaal van Neurenberg terecht stonden, en werd hij bij verstek tot de strop veroordeeld wegens het plegen van oorlogsmisdaden en misdaden tegen de mensheid.
Lit.: The Trial of German War Criminals (Proceedings of the Intern. Mil. Trib. sitting at Nuremberg, Germany) Part IV (1946), blz. 298-311; Trevor-Roper, The Last Days of Hitler (1947).