Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 26-08-2022

Borger, elias anne

betekenis & definitie

Nederlands Hervormd godgeleerde, classicus en redenaar (Joure 26 Febr. 1784 - Leiden 12 Oct. 1820), geboren uit eenvoudige kring, studeerde met buitengewone snelheid en vrucht te Leiden, waar curatoren hem op hun kosten in 1807 in de godgeleerdheid lieten promoveren op een exegetisch onderwerp, terwijl de stedelijke regering hem de gouden medaille aanbood, die overigens bij de promotie met de kap behoorde. Meteen werd de jonge doctor, 23 jaar oud, lector in de uitlegkunde, in 1811 buitengewoon, 1815 gewoon hoogleraar, maar in 1817 hoogleraar in de Griekse letterkunde en de algemene geschiedenis, zodat hij dus van faculteit verwisselde.

Het Latijn sprak en schreef hij even gemakkelijk als zijn moedertaal. Als exegeet stond hij op de volle hoogte der wetenschap van zijn tijd; in de wijsbegeerte minder sterk, bestreed hij de na-Kantiaanse filosofie zo goed hij vermocht, hetgeen toch niet zonder vrucht bleef. Na de dood van zijn tweede echtgenote (1820) dichtte hij de Ode aan den Rijn, bekend gebleven door Hildebrand’s „Camera Obscura”. Als kanselredenaar behoorde hij met Van der Palm en Dermout tot de allerhoogst begaafden en vereerden van zijn tijd.PROF. DR J. N. BAKHUIZEN VAN DEN BRINK

Bibl.: Interpretatio epistulae Pauli ad Galatas (1807); De modesto et prudenti S. Scripturae interprete (1808); Apologie voor den goddelijken oorsprong des Christendoms (Teyler, dl XXVI) (1815); Commentarius de Evangelio Johannis (1818); De Mysticismo (1819); Dichterlijke nalatenschap (1836).

Lit.: P. Hofman Peerlkamp, Oratio de vita E. A. B. (1821); J. Roemer, Hulde aan de nagedachtenis van E. A.

B. (1820); J. v. d. Palm, Leerredenen, dl II, N. Ned. Biogr. Wb. IV, 222-227; Het Protestantse Vaderland, I, 502-509.

< >