I (ca 1050 - 7 Mrt mi), een der aanvoerders van de eerste Kruistocht, was de zoon van Robert Guiscard* van Apulië. Hij vergezelde zijn vader bij diens aanval op het OostRom. rijk (1081-’85), en toen deze wegens de oproerigheid zijner vazallen naar zijn staten moest terugkeren, drong Bohemund tot aan Larissa in Thessalië door, waarna muiterij onder zijn troepen hem tot de terugtocht noodzaakte.
Een tweede veldtocht had reeds de heerschappij over de Ionische Zee in handen gesteld van Guiscard, toen deze in 1085 sneuvelde. Na de dood van zijn vader geraakte Bohemund met zijn jongere broer, Roger, in strijd over de erfenis, welke twist, dank zij de paus Urbanus II, eindigde met een deling: in 1089 krijgt Bohemund Apulië* en Bari, zodat hij zich Van Tarente kon noemen. De eerste Kruistocht scheen hem een geschikte gelegenheid om de oude strijd der Noormannen tegen het Byzantijnse rijk voort te zetten en misschien zich een rijk te stichten in het Oosten; de verenigde troepen van zijn broeder en van zijn oom kozen hem tot aanvoerder en begin 1097 voegde hij zich met een aanzienlijk leger (omstreeks 10000 man) in Epirus bij het kruisleger. In het Oosten onderscheidde hij zich door grote dapperheid en bewerkte de verovering van Antiochië. Reeds zeven maanden had de belegering geduurd en vele belegeraars werden moedeloos. Eindelijk wist Bohemund betrekkingen in de stad aan te knopen en hij deed de aanvoerders van de Kruistocht het voorstel, dat degene, die Antiochië het eerst binnendrong, er het gezag zou verkrijgen.
Hierin werd toegestemd en daar Kerboga, sultan van Mosoel, naderde, deed men, alsof de belegering werd opgebroken. Intussen keerde Bohemund des nachts in stilte terug en kreeg door verraad 3 Juni 1098 de stad in handen. Daarna werd door de Kruisvaarders een vreselijk bloedbad aangericht; maar enige dagen later verscheen Kerboga voor de stad en sloot haar nauw in, waardoor er weldra een grote hongersnood heerste. Bohemund wist echter na het terugvinden der heilige lans (z Kruistochten) de moed der soldaten zodanig aan te wakkeren, dat zij bij een uitval op 28 Juni 1098 de troepen van de sultan tot achter de Eufraat terugwierpen. Bohemund en Raymond v. Toulouse kregen nu over het bezit van de stad twist; eerst in Jan. 1099 slaagde Bohemund er in, de laatste aanhangers van Raymond uit de stad te verdrijven en werd toen algemeen als „vorst van Antiochië” erkend.
Maar (na een tocht naar Jeruzalem) moest hij met geweldige inspanning zijn gebied verdedigen èn tegen de aanvallen der Seldjoeken, èn tegen de Grieken, die in hem een gevaarlijke indringer zagen in het Oosten op dit belangrijke punt. Door de Armeense emir Danischmend van Siwas in 1100 gevangen genomen, moest hij jarenlang zijn vorstendom aan anderen overlaten (1100-1103) en na zijn vrijkoming (voor een hoge prijs) begreep hij de onmogelijkheid van deze dubbele strijd. Hij liet dus zijn vorstendom over aan zijn neef Tancred* en reisde in 1104 naar het Westen, om de paus en de Franse koning Philips I tot steunverlening te bewegen. Hij huwde met de dochter van de laatste, Constance (1105), en wist werkelijk geestdrift voor zijn streven te wekken. In 1107 trok hij met een flink leger tegen Durazzo op, dat hij tevergeefs belegerde, hij sloot vrede (1108) met keizer Alexios Comnenos, die hem minder gevaarlijk achtte in het Oosten en hem dus als vorst van Antiochië onder ’s keizers leenhoogheid erkende. Op het punt daarheen te vertrekken, stierf hij te Bari.Lit.: R. B. Yewdale, Bohemund I, prince of Antioch (Princeton 1924); B.Kugler, B.und Tankred (Tübingen 1862); R.Grousset, Hist, des croisades, I (Paris 1934).
II, vorst van Antiochië (1108-1130), zoon van de voorgaande, aanvaardde in 1126 het bewind in Syrië en trad in het huwelijk met Alice, de tweede dochter van Boudewijn II van Jeruzalem. Hij sneuvelde reeds in 1130 in de strijd tegen de sultan van Aleppo. Zijn heerschappij ging over op zijn dochter Constance, die in 1136 met Raymond I, graaf van Poitou, en in 1153 met Rainald van Chätillon huwde.
III, vorst van Antiochië (1144-1201), de zoon van Constance en van Raymond van Poitou, heeft in zijn regering (1163-1201) voortdurend hevige oorlogen moeten voeren met alle machthebbers van het Oosten: de vorsten van Armenië, die hij ten slotte als leenheer moest erkennen, de sultan van Aleppo en de keizer van Byzantium, Manuel Comnenos, die eerst als regent invloed had gekregen. Bovendien lag hij overhoop met zijn zoons. Van zijn opvolgers heeft Bohemund iV (12011233) nog enige macht gehad en in 1219 Tripolis definitief veroverd, als een belangrijke basis voor de strijd tegen de Islam. Onder Bohemund VI (1251-1275) veroverde de Egyptische sultan Bibars 19 Mei 1268 Antiochië, zodat Bohemund nog alleen graaf van Tripolis bleef. Hij werd opgevolgd door zijn zoon Bohemund VII, die in 1287 zonder erfgenaam stierf. 28 Apr. 1289 viel ten slotte ook Tripolis in handen der Egyptenaren.
Lit.: R. Röhricht, Gesch. des Königreichs Jerusalem (Innsbrück 1898).