zijn de eerste probeersels van de boekdrukkunst. Vóór de uitvinding van de beweegbare gegoten drukletters werden tekst en illustratie beide in één houtblok gesneden en daarna afgedrukt.
Een aantal van de aldus gedrukte bladen vormde een verhaal en hoewel men zulk een verhaal een blokboek noemt, was van boek in de latere zin toch geen sprake. Het was slechts een verzameling van losse bladzijden. Beter is de benaming blokdrukken of houtblokdrukken. Zij dateren uit de jaren tussen 1420 en 1450. Van de aldus ontstane blokboeken zijn er slechts weinige bekend en zij bestaan in enkele exemplaren. Zij werden waarschijnlijk met de hand afgedrukt, op zeer eenvoudige wijze.
Het geïnkte blok werd belegd met een vel papier of perkament, waarover heen ter beveiliging nog enkele bladen werden aangebracht. Daarna werd met een wrijver of ander rond voorwerp (dopper) in alle richtingen goed gewreven. Door deze drukwijze vertonen de bedrukte bladen op de keerzijde zeer sterk de reliëflijnen der houtsnede. Daarom drukte men slechts op één zijde van het blad en in de „boeken” plakte men ze soms wel rug aan rug tegen elkaar. Waren de fraai versierde, kostbare handschriften voor de welgestelden, de blokboeken dienden voor de minder bedeelden, hoewel de makers er naar streefden het manuscript na te bootsen.Deze wijze van drukken was bij de Chinezen en Koreanen stellig reeds sedert de 10de eeuw in gebruik voor het vermenigvuldigen van gewijde teksten. Dergelijke Aziatische drukken worden in het Brits Museum en in het Louvre bewaard. Onafhankelijk van dit Aziatisch voorbeeld werd omstreeks het einde van de 14de eeuw hetzelfde procédé ook in Europa gevonden. Het werd toegepast voor het drukken op doek en papier. Tot de oudste der overgebleven losse bladen behoort het Brusselse beeld der Heilige Maagd met tekst, gedagtekend van 1418.
Er zijn niet veel blokboeken tot ons gekomen. De meeste worden opgegeven in W. L. Schreiber: Manuel de l’amateur de la gravure sur bois et sur métaux au XVème siècle (Berlin 1891-1911) en H. Bouchot: Les deux cents incunables xylographiques du département des estampes (Paris 1903). De Biblia pauperum (Bijbel der armen, aldus genoemd omdat hij bestemd was voor hen, die niet konden lezen en schrijven) (ex.
Parijs, Bibl. Nat.) behoort tot het blokboeken-type, waarin de hele bladzijde ingenomen wordt door tekeningen met niet uitvoerige tekst, samen op eenzelfde blok gegraveerd. Andere blokboeken als bijv. Speculum Humanae Salvationis (ex. Parijs, Bibl. Nat.) geven de taferelen en de teksten afzonderlijk gegraveerd naast elkander. In werken als Horologium Passionale, Mirabilia Urbis Romae, is de tekst overwegend, terwijl in de spraakkunst van Aelius Donatus (ex.
Deventer, Athenaeum) alleen tekst voorkomt. Bekend zijn voorts het Canticum Canticorum (Hooglied), de Ars bene moriendi (De kunst om goed te sterven) en de Apokalyps (Openbaring) van de H. Johannes.
De grote onkosten voor het samenstellen dier werken met zoveel houtblokken als bladzijden, en andere practische bezwaren bij de uitvoering, leidden tot het zoeken naar een nieuw procédé, het drukken met beweegbare letter.
JOHAN SCHWENCKE
Lit.: Sotheby, The Blockbooks (1858); Ottley, An inquiry concerning the invention of printing (1863); Weigel u. Zestermann, Die Anfänge d. Druckerkunst (1865); Rosenthal, La Gravure; Kristeller, Kupferstich u. Holzschnitt in vier Jahrh.; Gusman, La Gravure sur bois du XIV-ème au XX-ème siècle (1916); Mortet, Les origines et le début de l’imprimerie; Schreiber, Vorstufen d. Typographie (Zentralbl. f. Biblioph., 1900); Hochegger, Ueb. d.
Entstehung d. Blockbücher (1891); T. F. Carter, The invention of printing in China and its spread westward (New York 1925); A. M. Hind, A history of Woodcut, 2 dln; A.
J. J. Delen, Hist. de la gravure dans les anciens Pays-Bas ... des origines jusqu’à la fin du XVIIIme siècle, I (Paris-Bruxelles 1924), II (ibid. 1934-’35).