Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 26-08-2022

Bloedvlekken

betekenis & definitie

spelen een grote rol bij de opsporing en reconstructie van het strafbare feit. Van een verdachte vlek zal in de eerste plaats kunnen worden aangetoond, dat zij bestaat uit ingedroogd bloed, vochtige bloedvlekken komen zelden in aanmerking.

Soms gelukt het in de vlek door microscopisch onderzoek de rode bloedlichaampjes of erythrocyten als kenmerkende bestanddelen te onderkennen, gewoonlijk echter is men aangewezen op de bloedkleurstof — het haemoglobine — als herkenningsmiddel. Deze bloedkleurstof kan men aantonen langs spectroscopische of langs kristallogene weg. Ten einde in de bloedvlekken de verschillende spectra te kunnen aantonen, moet de kleurstof opgelost worden, welke oplossing in het algemeen moeilijker geschiedt, naarmate de vlekken ouder zijn. Indrogen en de inwerking van het zonlicht, de dikte van de bloedvlek, rotting en waarschijnlijk nog andere onbekende factoren hebben invloed op de oplosbaarheid van de bloedkleurstof, van welke eigenschap met grote voorzichtigheid gebruik gemaakt kan worden om bij vergelijking van verschillende bloedvlekken te beslissen, welke van deze vlekken de oudere zijn.Ten einde door middel van de vorming van karakteristieke kristallen het bloed in vlekken aan te tonen, tracht men te maken: kristallen van haematine of van haemochromogeen (gereduceerde haematine). De haematine kristallen worden verkregen door de methode van Teichmann (1853) die door vele onderzoekers in onderdelen is gewijzigd. Ten einde de haemochromogeen-kristallen te maken, wordt gebruik gemaakt van de eenvoudige methode van Katayama (1922).

Heeft men op een der bovenstaande wijzen bewezen, dat de vlek een bloedvlek is, dan zal in de tweede plaats moeten worden aangetoond of men met mensen- dan wel dierenbloed te maken heeft. Hiertoe kan bij uitzondering gebruik gemaakt worden van de morphologische kenmerken der rode bloedlichaampjes. In de regel gebruikt men biologische methoden om de aard van het bloed vast te stellen. Zij berusten op kenmerkende eigenschappen van de eiwitten van het bloed. Spuit men op een bepaalde wijze een dier van de soort X in met bloed van een dier van de soort Y dan verkrijgt de bloedwei van het dier van de soort X de eigenschap, een duidelijk neerslag te geven met de bloedwei van een dier van de soort Y (praecipitinereactie van Uhlenhuth. Wassermann-Schütze, 1901).

Dit neerslag kan nog bij grote verdunningen worden waargenomen en heeft daarom grote betekenis waar slechts minimale hoeveelheden bloed aanwezig zijn. Hoe dichter de twee diersoorten in de phylogenetische reeks bij elkaar staan, des te geringer zal de reactie zijn, zodat het bloed van de mens moeilijk is te onderscheiden van dat van de anthropomorfe apen, dat van een konijn van dat van een haas enz. Er bestaan nog methoden die op andere biologische principes berusten (agglutinatie en lysis der rode bloedlichaampjes; zie bloedgroep). Ten derde is het in de laatste jaren mogelijk geworden een bloedgroepbepaling te doen op een bloedvlek. Hierdoor is men eventueel in staat te bewijzen dat het bloed niet afkomstig is van een bepaald persoon; het tegengestelde kan hoogstens waarschijnlijk worden gemaakt. Het gerecht maakt dankbaar gebruik van deze wetenschappelijke vooruitgang.

Bloedvlekken hebben echter nog meer waarde voor het gerechtelijk onderzoek, en wel door haar vorm, rangschikking, hoeveelheid en vindplaats. Zo zal een bloedvlek, ontstaan door het vloeien van bloed uit een wond, gladde randen hebben, al kan de gedaante zeer verschillend zijn. Is echter een bloedvlek ontstaan, doordat een druppel bloed van een zekere hoogte loodrecht gevallen is op een onderlaag, die het bloed niet onmiddellijk resorbeert, dan zal de gedaante van de vlek in het algemeen rond zijn, doch de rand vertoont tal van kleine uitsteekseltjes, als van een doornappel. Is de bloeddruppel schuin gevallen, dan zal de algemene vorm ovaal tot uitroeptekenvormig zijn, het spitse einde het verst verwijderd van de plaats van herkomst. Naarmate de valrichting schuiner is, zal de uitroeptekenvorm duidelijker zijn. Bloedvlekken door het spuiten van een geopende slagader zullen gewoonlijk zeer talrijk zijn, en een eigenaardige rangschikking vertonen, de vorm zal min of meer uitroeptekenvormig kunnen zijn, de punt gekeerd van de zijde van herkomst af, of wanneer het bloed spuit tegen een loodrechte wand zullen de druppels bovendien naar beneden uitzakken.

Bloedvlekken, ontstaan door het slaan op met bloed verontreinigde oppervlakken, zullen een rangschikking en vorm vertonen afhankelijk van de richting, waarin geslagen wordt, van het voorwerp waarmede en van de vorm van het voorwerp waarop geslagen wordt, benevens van de kracht waarmede geslagen wordt (Pietrowski 1895). Bloedsporen, verloren door verwonde personen, zullen eveneens naar gelang van omstandigheden een bepaalde vorm en rangschikking vertonen. Ook aan de tekening, soms zichtbaar in bloedvlekken, moet aandacht besteed worden, vingertoplijnen, lijnen van de met bloed verontreinigde kledingstukken kunnen leiden tot het vaststellen van een bestaand verband tussen plaats van het misdrijf en een bepaald persoon.

Bloedvlekken kunnen op bepaalde stoffen zeer moeilijk zichtbaar zijn, het beste resultaat leveren het afzoeken met de binoculaire microscoop bij zonlicht of bij zeer sterk electrisch licht, of het bevochtigen van verdachte plekken met een waterstofsuperoxyde-oplossing, waarbij de bloedvlek dadelijk gaat schuimen. Deze methode is slechts als voorlopig te beschouwen, zij geeft een negatief resultaat wanneer de bloedvlek, zoals gebeurt ten einde haar te bewaren, met collodion is bedekt. Waar bloedvlekken kunnen te loor gaan door verschillende omstandigheden is het zeer gewenst, alvorens het onderzoek voort te zetten, de bloedvlekken op de fotografische plaat vast te leggen. In het algemeen is het gewenst het onderzoek spoedig te verrichten; verschillende eigenschappen van het bloed gaan op de duur verloren.

Lit.: L. van Itallie en U. G. Bijlsma, Toxicologie en gerechtelijke Scheikunde (Amsterdam 1928); Leone Lattes, L’Individualité du Sang. (Paris 1929); F. Dervieux en J. Leclercq, Le diagnostic des taches en médecine légale (Paris 1912), blz. 18; K. Walcher, Gerichtl. mediz. u. kriminal.

Blutuntersuchung (Berlin 1939); Balthazard e.a., Etude des gouttes de sang projeté. Ann. de Méd. lég., dl XIX (1939), blz. 266; F. Schiff, Technik der Blutgruppenbestimmung für Kliniker und Gerichtsärzte (1931).

< >