(Spiers 1430 -Tübingen 1495), de„laatste scholastiker”; werd in 1460 dom-predikant te Mainz en in 1484 theologieprofessor aan de in 1477 opgerichte universiteit van Tübingen; hij trad op latere leeftijd nog in de Congregatie der Broeders van het Gemene Leven. Biel was een der voornaamste vertegenwoordigers der „via moderna”, die in zijn onvoltooide commentaar op de Sententiën-boeken van Petrus Lombardus (Epithome pariter et collectorium circa IV Sententiarum libros, 2 dln, 1501) een met warmte geschreven systematisch overzicht en nadere verklaring en aanvulling gaf van Ockham’s nominalisme: daarom wel de „Capreolus van het Ockhamisme” genoemd.
Het werd in zijn tijd, vooral door de reformatoren, veel gelezen en heeft grote invloed gehad op de ontwikkeling van Luther’s genadeleer. Ook voor de geschiedenis der economie is hij van betekenis, doordien hij o.m. een werk schreef over de leer van de rechtvaardige prijs en over het geldwezen (Tractatus de potestate et utilitate monetarum, 1542).PROF. DR I. J. M. VAN DEN BERG
Lit.: H. Hermelink, Die theol. Fakultät in Tübingen vor der Reformation, 1477-1534 (1906), 80-133, 204-207; J. de Jong, Kerkgeschiedenis (1937), III, 14.